ECLI:NL:CBB:2025:594

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
25/808
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van chauffeurskaart na rijden onder invloed van drugs met gevolgen voor veilig taxivervoer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 oktober 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een zelfstandig taxichauffeur, had bezwaar gemaakt tegen het schorsingsbesluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, die zijn chauffeurskaart had geschorst na een verdenking van rijden onder invloed van drugs. De staatssecretaris had op basis van een proces-verbaal van de politie en een bloedonderzoek, waaruit bleek dat verzoeker een THC-gehalte van 3,2 microgram per liter bloed had, besloten tot schorsing van de chauffeurskaart tot 15 december 2025. Verzoeker voerde aan dat de schorsing onrechtmatig was en onevenredig zwaar, aangezien hij op het moment van de overtreding niet beroepsmatig actief was en de overschrijding van de grenswaarde minimaal was. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de staatssecretaris in redelijkheid tot schorsing had kunnen besluiten, gezien het belang van veilig taxivervoer en het vermoeden dat verzoeker niet meer voldeed aan de eisen voor het verkrijgen van een verklaring omtrent gedrag (VOG). De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de schorsing naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven, tenzij verzoeker alsnog een VOG kan overleggen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 25/808
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 oktober 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] (verzoeker)

(gemachtigde: mr. O. Saaliti),
en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (staatssecretaris)

(gemachtigde: mr. G.H.H. Bisschoff).

Procesverloop

Met het besluit van 22 september 2025 (schorsingsbesluit) heeft de staatssecretaris de chauffeurskaart van verzoeker geschorst.
Verzoeker heeft tegen het schorsingsbesluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting was op 22 oktober 2025. Aan de zitting hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde, de gemachtigde van de staatssecretaris en mr. [naam 2] , medewerker van de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het intrekkingsbesluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2 Verzoeker is werkzaam als zelfstandig taxichauffeur. Hij beschikte over de daarvoor op grond van artikel 81, vijfde lid, van het Besluit personenvervoer 2000 (Bp2000) vereiste chauffeurskaart.
3 De staatssecretaris heeft op 26 augustus 2025 een bericht gekregen van de politie dat verzoeker ervan wordt verdacht op 3 juli 2025 om 17.03 uur artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (rijden onder invloed van drugs) te hebben overtreden. Uit het proces-verbaal van de Politie Noord-Holland van 11 augustus 2025 (proces-verbaal) blijkt dat bij verzoeker tijdens een verkeerscontrole op 3 juli 2025 een speekseltest is afgenomen en dat hierbij een indicatie voor cannabis/THC-gebruik is vastgesteld. Verzoeker bestuurde op dat moment een taxivoertuig. Uit het hierop volgende bloedonderzoek bleek een cannabis/THC-gehalte van 3,2 microgram per liter bloed aanwezig. De grenswaarde voor cannabis/THC is 3,0 microgram per liter bloed. De staatssecretaris heeft daarop met het schorsingsbesluit de chauffeurskaart van verzoeker en een eventuele opvolgende of vervangende chauffeurskaart per direct tot 15 december 2025 geschorst, in afwachting van het uit te voeren onderzoek naar de intrekking van de chauffeurskaart. De staatssecretaris heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de chauffeurskaart moet worden geschorst vanwege het vermoeden dat verzoeker niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Het handelen van verzoeker op 3 juli 2025 betreft een ernstig incident waarbij in ernstige mate afbreuk wordt gedaan aan het belang van veilig taxivervoer. Vanwege de ernst hiervan kan de uitkomst van de reguliere procedure tot intrekking van de chauffeurskaart niet worden afgewacht.
4 Verzoeker voert aan dat het schorsingsbesluit onrechtmatig is en onevenredig zwaar in verhouding tot de aard en ernst van de vermeende overtreding. Verzoeker heeft de avond voorafgaand aan de controle op 3 juli 2025 in zijn vrije tijd cannabis gerookt. Bij de controle reed hij privé in zijn taxi en was hij niet beroepsmatig actief. De overschrijding van de wettelijke grenswaarde was minimaal en er was geen sprake van onveilig rijgedrag, schade of gevaarzetting in het verkeer. De schorsing heeft verstrekkende gevolgen voor verzoeker omdat hij zijn werkzaamheden niet kan uitvoeren en daardoor geen inkomen meer heeft. Ook dreigt hij vaste klanten te verliezen. Zijn financiële situatie is nijpend.
Beoordeling
5 De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker spoedeisend belang heeft bij de door hem gevraagde voorziening. Zonder zijn chauffeurskaart kan hij niet als taxichauffeur werken. De staatsecretaris heeft de spoedeisendheid ook niet betwist.
6.1
Op grond van artikel 82, zesde lid, in samenhang gelezen met het eerste lid, aanhef en onder c van het Bp 2000 kan de minister, indien hij vermoedt dat de bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht niet meer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een VOG, verlangen dat die bestuurder binnen een door hem vast te stellen termijn opnieuw verzoekt om afgifte van een VOG. De bestuurder overlegt binnen een door de minister vast te stellen termijn de nieuwe VOG.
6.2
Op grond van artikel 10, derde lid, in samenhang gelezen met het eerste lid, aanhef en onder d van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten kan een chauffeurskaart voor een termijn van ten hoogste 12 weken worden geschorst in het belang van veilig taxivervoer dan wel bij het vermoeden dat de bestuurder niet of niet tijdig op grond van artikel 82, zesde lid, in samenhang gelezen met het eerste lid, aanhef en onder c van het Bp 2000, een nieuwe VOG overlegt.
7 Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris aan de inhoud van genoemd proces-verbaal het vermoeden kunnen ontlenen dat gelet op de aard en ernst van de geconstateerde overtreding verzoeker niet meer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een VOG en daarom geen nieuwe VOG zal kunnen overleggen. Ook heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat het belang van veilig taxivervoer in het geding is.
7.1
Voor de voorzieningenrechter is komen vast te staan dat verzoeker de inhoud van het proces-verbaal en het resultaat van het bloedonderzoek niet betwist. Verzoeker heeft ter zitting aangevoerd dat zijn rijbewijs niet is ingetrokken en dat hij nog niet strafrechtelijk is veroordeeld, maar dit betekent niet dat de staatssecretaris aan de inhoud van het proces-verbaal en het resultaat van het bloedonderzoek geen waarde kon hechten. De staatssecretaris heeft namelijk een andere rol bij de beoordeling en waardering van bewijs dan de strafrechter. Het is niet aan staatssecretaris om te beoordelen of verzoeker zich daadwerkelijk schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit waarvan hij verdacht wordt zolang hij daarover nog niet onherroepelijk is geoordeeld door de strafrechter. De staatssecretaris moet zich baseren op de verdenking en de daaraan in de processen-verbaal ten grondslag gelegde feiten (zie bijvoorbeeld de uitspraak van het College van 3 augustus 2021, ECLI:NL:CBB:2021:802, r.o. 9.2).
7.2
Vast staat dat verzoeker wordt verdacht van rijden onder invloed. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kon de staatssecretaris hieraan het vermoeden ontlenen dat verzoeker geen nieuwe VOG zou ontvangen en was hij dus bevoegd de chauffeurskaart van verzoeker te schorsen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de staatssecretaris in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot schorsing van de chauffeurskaart gebruik heeft kunnen maken. De staatssecretaris heeft in dit kader het belang bij het waarborgen van de kwaliteit van taxivervoer zwaarder laten wegen dan de financiële schade die verzoeker door de schorsing lijdt. Het gaat om een misdrijf, waarbij na onderzoek is gebleken dat verzoeker meer dan de toegestane hoeveelheid THC in zijn bloed had. Dat verzoeker op dat moment niet als taxichauffeur aan het werk was en geen klanten in zijn taxi vervoerde, doet er niet aan af dat de kwaliteit van taxivervoer in het geding was. Van verzoeker, die de ene keer als burger en de andere keer beroepsmatig (als taxichauffeur) aan het verkeer deelneemt, mag – zoals de staatssecretaris ter zitting heeft betoogd – worden verwacht dat hij zich in welke hoedanigheid dan ook aan de geldende verkeersregels houdt. Ook de omstandigheid dat verzoeker volgens hem geen enkel antecedent heeft, maakt dit niet anders. Dit zijn omstandigheden die in het kader van een aanvraag van de VOG een rol kunnen spelen. De staatssecretaris hoeft hierop niet vooruit te lopen. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat verzoeker inmiddels een nieuwe VOG heeft aangevraagd en dat de schorsing wordt opgeheven als hij deze overlegt.
7.3
Voor zover verzoeker heeft aangevoerd dat de schorsing in strijd is met het evenredigheidsbeginsel overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In beginsel is een schorsing van een chauffeurskaart bij het vermoeden dat de houder geen nieuwe VOG kan overleggen een geschikt en noodzakelijk middel om ervoor te zorgen dat een taxichauffeur alleen dan zijn beroep kan uitoefenen als hij in het bezit is van de op grond van artikel 82, eerste lid, aanhef en onder c, van het Bp 2000 vereiste VOG, en aldus voldoet aan het vereiste van een betrouwbare bestuurder. Vervolgens moet beoordeeld worden of het besluit in dit geval niet onevenwichtig uitpakt. Verzoeker heeft gewezen op de financiële schade die hij lijdt als gevolg van de schorsing. Hij heeft geld moeten lenen van vrienden om een aanbetaling op zijn auto te kunnen voldoen en hij heeft ruim € 1000,- aan vaste kosten per maand. Ook dreigt hij vaste klanten kwijt te raken. De staatssecretaris heeft erop gewezen dat verzoeker geen gezin hoeft te onderhouden en bij zijn ouders in huis woont. Financieel nadeel is volgens de staatssecretaris inherent aan gevolgen van een schorsing. Er is geen sprake van onomkeerbare gevolgen. Het gaat volgens de staatssecretaris ook niet om zodanige bedragen, dat die niet later terug kunnen worden betaald, als verzoeker weer aan het werk zou kunnen. Verzoeker kan in de tussentijd eventueel ook ander werk vinden of om financiële steun bij gemeente vragen. De voorzieningenrechter volgt de staatssecretaris in dit standpunt. Hoe vervelend de gevolgen van de schorsing ook zijn voor verzoeker, de financiële consequenties zijn niet van dusdanige aard dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen, om de redenen die staatssecretaris heeft genoemd. De schorsing van de chauffeurskaart is dus niet onevenwichtig.
8. De voorzieningenrechter concludeert dat de schorsing van de chauffeurskaart naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven. Dit is anders wanneer verzoeker alsnog een VOG kan overleggen. Daarvan is op dit moment geen sprake. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, in aanwezigheid van mr. M.L. Bosman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2025.
w.g. H.O. Kerkmeester w.g. M.L. Bosman
Afschrift verzonden aan partijen op: