ECLI:NL:CBB:2025:640

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
24/457
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag door de minister van Klimaat en Groene Groei aan de Woonvereniging

In deze zaak heeft de Woonvereniging een subsidieaanvraag ingediend voor investeringen in duurzame energie, specifiek voor de aanschaf van twee zonneboilers en twee warmtepompen. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Klimaat en Groene Groei, omdat de Woonvereniging niet als eigenaar-bewoner wordt beschouwd, maar als zakelijke aanvrager. Dit betekent dat zij niet voldaan heeft aan het vereiste van een stimulerend effect, zoals voorgeschreven in de Europese regelgeving. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat de Woonvereniging de investeringen al had gedaan voordat de subsidieaanvraag werd ingediend, wat in strijd is met de voorwaarden van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. De Woonvereniging heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 15 oktober 2025 is besproken dat de Woonvereniging, bestaande uit acht huishoudens, niet kan worden behandeld als acht afzonderlijke eigenaar-bewoners. De minister heeft uiteengezet dat de definitie van eigenaar-bewoner in de Regeling niet kan worden aangepast en dat de aanvraag daarom als een zakelijke aanvraag moet worden behandeld. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de beslissing van de minister bevestigd en het beroep van de Woonvereniging ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan op 2 december 2025.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/457

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2025 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] (Woonvereniging)

en

de minister van Klimaat en Groene Groei

(gemachtigde: mr. M. Zweers)

Procesverloop

Met het besluit van 2 februari 2024 (afwijzingsbesluit) heeft de minister de aanvraag van de Woonvereniging voor subsidie op grond van titel 4.5 Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling) afgewezen.
Met het besluit van 29 maart 2024 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de Woonvereniging ongegrond verklaard.
De Woonvereniging heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 15 oktober 2025. Aan de zitting hebben deelgenomen: [naam 2] en [naam 3] namens de Woonvereniging en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

Inleiding
1.1
Dit geschil gaat over de afwijzing van een subsidie. Namens de Woonvereniging heeft [naam 2] op grond van de Regeling subsidie aangevraagd voor investeringen in twee zonneboilers en twee warmtepompen in de woonboerderij aan de [adres] , te [woonplaats] . De woonboerderij is eigendom van de Woonvereniging. Deze vereniging wordt gevormd door acht huishoudens. De facturen van de zonneboilers en de warmtepompen zijn op naam gesteld van de woonvereniging. Ook de betaling is gebeurd vanaf de bankrekening die op naam staat van de woonvereniging.
1.2
De minister heeft de aanvraag voor subsidie afgewezen en het bezwaar daartegen ongegrond verklaard, omdat niet is voldaan aan het vereiste van stimulerend effect in het Europese steunkader. Volgens de minister is de woonvereniging geen eigenaar-bewoner in de zin van de Regeling, maar een zakelijke aanvrager. Anders dan eigenaar-bewoners moeten zakelijke aanvragers in verband met dit vereiste een aanvraag voor subsidie indienen voordat zij een verplichting tot aankoop van een te subsidiëren apparaat aangaan. De Woonvereniging voldoet niet aan deze voorwaarde: de waterpompen en zonneboilers zijn aangeschaft en geïnstalleerd vóórdat de subsidie is aangevraagd. Bij het bestreden besluit heeft de minister uiteengezet dat de aanvraag ook op grond van artikel 4.5.9, tweede lid, onder e van de Regeling moet worden afgewezen. Per 1 januari 2023 is voor subsidieaanvragen van woonverenigingen voor de installatie van warmtepompen en/of zonneboilers een andere regeling van kracht, namelijk de Subsidieregeling verduurzaming voor verenigingen van eigenaars (SVVE). Voor zover de Woonvereniging een beroep doet op coulance, omdat zij niet op de hoogte was van deze voorwaarde, overweegt de minister dat zij verantwoordelijk is voor de eigen subsidieaanvraag en dat eventuele fouten daarvan voor risico van de Woonvereniging zijn. De Regeling biedt de minister geen ruimte om af te wijken van het vereiste van stimulerend effect. Daarom heeft de minister het bezwaar van de Woonvereniging ongegrond verklaard.
Wettelijk kader
2 Het toepasselijke wettelijk kader is als bijlage bij deze uitspraak opgenomen. De bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Standpunten van partijen
3 De Woonvereniging meent dat zij geen bedrijf is en verzoekt haar te behandelen als acht eigenaar-bewoners omdat dit feitelijk de situatie is. Dan zou elk van hen dus als zodanig voor 12,5% van de voor subsidie in aanmerking komende investeringen subsidie kunnen krijgen.
4 Volgens de minister staat vast dat de Woonvereniging geen eigenaar-bewoner is, maar een zakelijke aanvrager. Ook staat vast dat subsidie is aangevraagd, nadat de investering is gedaan. Verweerder was daarom verplicht om op grond van artikel 22, eerste lid, onder a, Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies de aanvraag af te wijzen.
Beoordeling door het College
Is de subsidieaanvraag terecht afgewezen?
5.1
Aan de orde is de vraag of de minister de subsidieaanvraag van de Woonvereniging terecht heeft afgewezen. Het College beantwoordt deze vraag bevestigend. Hieronder legt het College uit waarom.
5.2
Tussen partijen staat vast dat de verduurzaamde woonboerderij waarvoor de subsidie is aangevraagd, eigendom is van de Woonvereniging. Dit blijkt uit het Kadaster. Anders dan de Woonvereniging stelt, kan de minister de subsidieaanvraag daarom niet beschouwen als een aanvraag van acht natuurlijke personen die als eigenaar-bewoner een subsidieaanvraag hebben ingediend. Zoals op de zitting met partijen is besproken is het begrip ‘eigenaar-bewoner’ gedefinieerd in de Regeling als de natuurlijke persoon die een woning in eigendom heeft waarin hij zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van deze woning zal hebben. De minister kan niet eigenhandig van deze definitie afwijken. Enerzijds bestaat er dus geen ruimte om voor de Woonvereniging een uitzondering te maken op het onderdeel ‘natuurlijk persoon’ uit de definitie. Anderzijds kan de minister de aanvraag niet behandelen alsof hij afkomstig is van acht natuurlijke personen. In dat geval zou de minister een uitzondering moeten maken op het onderdeel ‘die een woning in eigendom heeft’ uit de definitie, omdat dit doelt op juridische eigendom. Geen van de acht huishoudens voldoet daaraan. De minister kan de aanvraag daarom niet anders beschouwen dan als een zakelijke aanvraag.
5.3
Op de zitting is ook aangevoerd dat andere overheidsorganen, zoals de Belastingdienst, de Woonvereniging wel als eigenaar-bewoner zien. In reactie daarop heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat de Regeling een eigen definitie kent van het begrip ‘eigenaar-bewoner’ en dat het de minister daarom niet vrijstaat om aan te sluiten bij definities uit andere regelingen. Die zijn opgesteld met een ander doel en kennen een andere context.
5.4
De context van de Regeling is een Europese, meer in het bijzonder het Europese staatssteunrecht. Daarin is dwingend voorgeschreven dat afwijzend wordt beslist op een aanvraag om subsidie, wanneer niet is voldaan aan het vereiste van het stimulerend effect, bedoeld in het toepasselijke Europese steunkader (artikel 6, eerste lid en de eerste volzin van het tweede lid, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening nr. 651/2014). Aan dat vereiste is niet voldaan als al een verplichting is aangegaan voordat de aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend (zie bijvoorbeeld de uitspraken van het College van 12 oktober 2021, (ECLI:NL:CBB:2021:930) en 29 november 2022, (ECLI:NL:CBB:2022:779)). Voor alle zakelijke aanvragen geldt om die reden de regel dat de subsidie moet worden aangevraagd voordat de investering wordt gedaan. Dit volgt uit artikel 22, eerste lid, aanhef en onder c, van het Kaderbesluit. Niet in geschil is dat de subsidie is aangevraagd, nadat de investering is gedaan. Het College is daarom van oordeel dat de minister terecht heeft besloten dat de gemaakte kosten niet voor subsidie in aanmerking komen en dat de minister de aanvraag voor subsidie moest afwijzen.
5.5
De beroepsgrond slaagt niet.
Slotsom
6 Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand.
7 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. de Kruif, in aanwezigheid van J. Bustin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2025.
w.g. C. de Kruif w.g. J. Bustin

Bijlage

Algemene Groepsvrijstellingsverordening
Artikel 6, eerste lid en de eerste volzin van het tweede lid
1. Deze verordening is slechts van toepassing op steun die een stimulerend effect heeft.
2. Steun wordt geacht een stimulerend effect te hebben wanneer de begunstigde ervan, voordat de werkzaamheden aan het project of de activiteit aanvangen, bij de betrokken lidstaat een schriftelijke steunaanvraag heeft ingediend. (…)”
Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 10, tweede lid
2.Vóór indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte kosten komen niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 15
Bij ministeriële regeling kan worden afgeweken van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 10 of de wijze van berekenen van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 11, eerste lid, en kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitleg van in dit hoofdstuk gebruikte, voor de berekening van de subsidiabele kosten relevante begrippen.
Artikel 22, eerste lid, onder a en onder c
1. Onze Minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien:
a. de aanvraag niet voldoet aan de bij of krachtens dit besluit gestelde regels,
[…]
c. niet voldaan wordt aan de eisen inzake het stimulerend effect, bedoeld in het toepasselijke Europese steunkader.
Regeling nationale EZK en LNV-subsidies
Titel 4.5. Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijving
In deze titel wordt verstaan onder:
[…]
eigenaar-bewoner:natuurlijke persoon die:
a. een woning in eigendom heeft waarin hij zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van deze woning zal hebben;
Artikel 4.5.2, eerste lid, onder a
1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor een investering of combinatie van investeringen die bestemd is voor:
a. de productie van duurzame energie;
[...]
Artikel 4.5.6, tweede lid
2.Voor een investering voor de productie van duurzame energie […], die bestemd is voor een koopwoning van een eigenaar-bewoner, komen, in afwijking van artikel 10, tweede lid, van het besluit, voor subsidie in aanmerking de kosten in verband met investeringen die vóór indiening van de aanvraag zijn gemaakt.
Artikel 4.5.9, tweede lid, onder e
2. De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor een investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, indien:
e. het een aanvraag voor subsidie betreft van een vereniging van eigenaars, wooncoöperatie of woonvereniging voor de aanschaf en het laten installeren van installaties, bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdelen a en b;