ECLI:NL:CBB:2025:655

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
24/692
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming na ruiming pluimveebedrijf wegens aviaire influenza en afschrijvingstermijn entingen

Op 20 november 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van een pluimveehouderij waar in november 2023 vogelgriep was geconstateerd. Als gevolg hiervan is al het pluimvee geruimd en zijn besmette producten vernietigd. De minister van Landbouw, Natuur, Voedselzekerheid en Natuur heeft een schadevergoeding van € 709.665,73 toegekend aan de onderneming, gebaseerd op de waarde van de geruimde leghennen en de vernietigde producten. De onderneming was van mening dat dit bedrag te laag was en dat de minister de waarde verkeerd had berekend, met name wat betreft de afschrijvingstermijn van de aanvullende entingen en de OKT-hennen. De onderneming stelde dat de afschrijvingstermijn pas na de 24e levensweek van de hennen zou moeten beginnen.

Het College heeft de argumenten van de onderneming niet gevolgd. Het taxatierapport dat aan de beslissing op bezwaar ten grondslag ligt, geeft aan dat de afschrijvingstermijn voor de OKT-hennen begint op de eerste dag van week 24. De onderneming had ook verwezen naar een ouder taxatierapport, maar het College oordeelde dat dit niet relevant was omdat het was vervangen door het huidige rapport. Wat betreft de aanvullende entingen, erkende het College dat de formulering in de toelichting op de waardetabel verwarrend kon zijn, maar concludeerde dat de minister terecht had vastgesteld dat de afschrijving vanaf week 24 plaatsvond. Het College verklaarde het beroep van de onderneming ongegrond en oordeelde dat de minister het bezwaar tegen het besluit van 19 februari 2024 terecht ongegrond had verklaard. De minister was niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/692
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 20 november 2025

Rechters: mr. M.P. Glerum, mr. R.W.L Koopmans en mr. M.J. Jacobs

Griffier: J.R. Willemstein

Partijen

[naam 1], te [woonplaats] (onderneming), waarvoor aanwezig zijn [naam 2] , [naam 3] en gemachtigde mr. J.C.M. Damming
en
de minister van Landbouw, Natuur, Voedselzekerheid en Natuur, waarvoor aanwezig is gemachtigde mr. P.J. Kooiman

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. In november 2023 is op de pluimveehouderij van de onderneming vogelgriep geconstateerd. Om verdere verspreiding te voorkomen is al het pluimvee van de onderneming geruimd en zijn alle producten en voorwerpen die besmet konden zijn, vernietigd. Op het moment van de ruiming waren de leghennen 26 weken en 2 dagen (stal 10 en 11) en 26 weken en 1 dag (stal 12 en 13) oud. De minister heeft aan de onderneming een tegemoetkoming in de schade toegekend van € 709.665,73. Die tegemoetkoming is opgebouwd uit de waarde van de geruimde leghennen, vermeerderd met de waarde van de entingen die de hennen hebben gekregen. Ook zijn de vernietigde eieren, pikstenen en luzerneblokken vergoed.
2 De onderneming vindt het toegekende bedrag te laag. Zij stelt dat de minister de waarde verkeerd heeft berekend, omdat hij voor de start van de afschrijvingsperiode van de aanvullende entingen en van de OKT een onjuist tijdstip heeft gebruikt. Volgens de onderneming begint de afschrijvingsperiode ná de 24e levensweek van de hennen. Dat blijkt volgens haar wat betreft de OKT uit het taxatierapport, omdat daar staat dat die waarde ‘vanaf week 24’ wordt afgeschreven. Wat betreft de entingen blijkt dat uit de toelichting bij de waardetabel aanvullende entingen (opfok)leghennen die is opgesteld door Wageningen Economic Research, omdat daar staat: ‘vanaf 24 weken leeftijd’. In deze zaak moet het College de vraag beantwoorden of de minister het bedrag dat aan de onderneming is toegekend op juiste gronden heeft vastgesteld.
3 Het College volgt de onderneming niet in haar standpunt. In het taxatierapport dat ten grondslag ligt aan de beslissing op bezwaar staat dat de extra waarde van de OKT-hennen wordt afgeschreven ‘vanaf week 24’. Taalkundig betekent dit, dat de afschrijvingstermijn begint op de eerste dag van week 24, dus zodra er 23 weken voorbij zijn. De onderneming heeft aangevoerd dat de taxateur in een ouder taxatierapport een andere berekeningswijze lijkt te hanteren, maar dat taxatierapport geldt niet omdat het is vervangen door het rapport dat nu ten grondslag ligt aan het bestreden besluit. De minister is daarom voor het bepalen van de start van de afschrijvingsperiode van de OKT-hennen terecht uitgegaan van de eerste dag van week 24.
4 Wat betreft de start van de afschrijvingsperiode van de aanvullende entingen, heeft het College er begrip voor dat de woorden ‘vanaf 24 weken leeftijd’ in de toelichting op de waardetabel de indruk kunnen wekken dat de hennen de leeftijd van 24 weken al moeten hebben bereikt. Uit de waardetabel zelf blijkt echter dat de entingen aan het eind van week 90 volledig zijn afgeschreven. Daarbij worden de entingen per week 1,49% minder waard. Als zou worden uitgegaan van het standpunt van de onderneming, zouden de entingen aan het eind van week 90 nog niet volledig zijn afgeschreven. Bovendien is namens de minister op zitting toegelicht dat in de uitvoeringspraktijk ook altijd wordt afgeschreven vanaf week 24. Het College is van oordeel dat de minister het bezwaar tegen het besluit van 19 februari 2024 terecht ongegrond heeft verklaard.
5 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. M.P. Glerum w.g. J.R. Willemstein