ECLI:NL:CBB:2025:656

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
25/850
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestuurswissel en inschrijving in handelsregister

Op 9 december 2025 heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam 1] B.V. en de Kamer van Koophandel (KvK) over een verzoek om voorlopige voorziening. [naam 1] had de KvK verzocht om een bestuurswissel van de Vereniging [naam 3] in te schrijven in het handelsregister. De KvK had eerder op 20 oktober 2025 de opgave van de bestuurswissel geweigerd, omdat zij twijfels had over de bevoegdheid van de aangever, [naam 2], om deze opgave te doen. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 25 november 2025, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. [naam 1] stelde dat er een spoedeisend belang was bij de inschrijving, omdat de huidige vermelding in het handelsregister een verkeerde indruk wekt naar derden. De KvK betwistte echter het spoedeisend belang en stelde dat [naam 1] geen rechtstreeks belang had bij de registratie. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was en dat de KvK terecht de opgave had geweigerd. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder dat de KvK proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 25/850
uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 december 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [woonplaats] ( [naam 1] )

(gemachtigde: mr. [naam 2] )
en

de Kamer van Koophandel (KvK)

(gemachtigde: mr. J.P.M. van der Ende)
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Vereniging [naam 3], te [woonplaats] (de Vereniging)
(gemachtigde: R.J. Cavadino)

Procesverloop

Met het besluit van 20 oktober 2025 (het bestreden besluit) heeft de KvK de opgave geweigerd van de uitschrijving van de Vereniging en de inschrijving van [naam 4] B.V. ( [naam 4] ) per
17 juli 2023 als bestuurder van [naam 3] according to International Law ( [naam 3] ).
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De KvK en de Vereniging hebben op het verzoek gereageerd.
De zitting was op 25 november 2025. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigden van partijen. Namens [naam 1] was ook [naam 5] aanwezig.

Overwegingen

Achtergrond
1.1
[naam 1] is de enige aandeelhouder van [naam 3] en de Vereniging is de enige bestuurder van [naam 3] . [naam 2] is bestuurder van [naam 1] .
1.2
Artikel 22, vierde lid, van de Statuten van [naam 3] luidt:
“Andere algemene vergaderingen worden gehouden zo dikwijls daartoe door het bestuur wordt opgeroepen. Het bestuur is tot zodanige oproeping verplicht wanneer één of meer vergadergerechtigden, die alleen of gezamenlijk ten minste een honderdste gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, aan het bestuur schriftelijk en onder nauwkeurige opgave van de te behandelen onderwerpen het verzoek richten een algemene vergadering bijeen te roepen.
Het bestuur treft de nodige maatregelen, opdat de algemene vergadering binnen vier weken na het verzoek kan worden gehouden, tenzij een zwaarwichtig belang van de vennootschap zich daartegen verzet.
lndien het bestuur niet binnen vier weken tot oproeping is overgegaan, zodanig dat de vergadering binnen zes weken na het verzoek kan worden gehouden, zijn de verzoekers zelf tot bijeenroeping bevoegd.”
1.3
[naam 1] heeft als aandeelhouder van [naam 3] op 25 augustus 2025 het bestuur van [naam 3] verzocht een algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) bijeen te roepen. Op 4 september 2025 heeft zij zelf de AVA bijeengeroepen voor een vergadering op 1 oktober 2025 met onder meer een voorgenomen bestuurswissel op de agenda. Het bestuur is niet verschenen bij die AVA.
1.4
[naam 2] heeft onder zijn eigen naam op 1 oktober 2025 opgave gedaan om vanaf
17 juli 2023 de Vereniging als bestuurder van [naam 3] uit te schrijven en [naam 4] als bestuurder van [naam 3] in te schrijven.
1.5
Op 2 oktober 2025 heeft de KvK [naam 2] bericht de opgegeven wijziging niet te kunnen verwerken, omdat [naam 2] niet bevoegd is om wijzigingen door te geven aan de KvK.
1.6
[naam 2] heeft daarop met e-mails van 3, 14 en 15 oktober 2025 gereageerd. Hij heeft erop gewezen dat in de AVA is besloten tot benoeming van [naam 4] tot enig bestuurder met ingang van 17 juli 2023 en tot machtiging van [naam 2] en/of [naam 5] om alle inschrijvingen/opgaven bij de KvK te verrichten.
1.7
Met het bestreden besluit heeft de KvK de opgave geweigerd. Hieraan heeft zij het volgende ten grondslag gelegd. In de eerste plaats wijst zij erop dat zij dit jaar eerder afwijzend heeft beslist op soortgelijke opgaven van [naam 2] over [naam 3] en dat de opgave in deze zaak om die reden met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden geweigerd. In de tweede plaats wijst zij erop dat de bevoegdheid van [naam 2] om de opgave te doen niet vaststaat, wat betekent dat de KvK op grond van artikel 5, eerste lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 verplicht is de opgave te weigeren. Volgens de KvK heeft [naam 1] als enig aandeelhouder van [naam 3] al op
4 september 2025 een AVA bijeengeroepen en heeft zij dus niet gewacht op actie van het bestuur om binnen vier weken na het verzoek van 25 augustus 2025 zelf tot oproeping over te gaan. In de derde plaats wijst de KvK erop dat zij vanwege de in de opgave opgenomen terugwerkende kracht van de benoeming per 17 juli 2023 en de historie in dit dossier, gerede twijfel heeft over de juistheid van de opgave (artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van het Handelsregisterbesluit 2008).
Standpunt partijen
2 [naam 1] voert het volgende aan. Zij verzoekt de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening de KvK te gelasten in het handelsregister aan te tekenen dat de positie van het bestuur in geschil is, zonder voorrang te geven aan de oude inschrijving dan wel [naam 4] per 1 oktober 2025 voorlopig in te schrijven als bestuurder van [naam 3] . Het spoedeisende belang is daarin gelegen dat niet kan worden gewacht tot de behandeling van het beroep, omdat er nu een onjuiste vermelding van de bestuurder in het handelsregister staat. Dit wekt een verkeerde indruk naar derden. Het ontvreemde archief kan niet worden gereconstrueerd door de ontbrekende stukken zelf op te vragen bij onder andere banken. [naam 2] kan niet bij het vermogen van [naam 3] , wat ook nog eens vervliegt. Volgens [naam 1] is duidelijk dat in de laatste AVA het besluit rechtsgeldig is genomen dat [naam 4] voortaan de bestuurder is van [naam 3] en [naam 2] en [naam 5] gemachtigd zijn om deze bestuurswissel in te schrijven in het handelsregister.
3 Volgens de KvK heeft [naam 1] geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Verder kan [naam 1] als aandeelhouder niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, omdat de aandeelhouder geen rechtstreeks belang heeft bij de registratie; deze verandert niets aan haar civielrechtelijke positie. Verder verwijst de KvK naar het bestreden besluit.
4 De Vereniging schaart zich achter het standpunt van de KvK dat [naam 1] en/of [naam 2] niet bevoegd zijn tot het doen van deze opgave.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
5 Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
6 In het midden kan blijven of tegen het bestreden besluit eerst bezwaar moet worden gemaakt alvorens beroep kan worden ingesteld, nu partijen op zitting hebben ingestemd met rechtstreeks beroep tegen dit besluit bij het College (artikel 7:1a van de Awb). De voorzieningenrechter zal het verzoek dan ook behandelen als een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening hangende beroep.
7 In wat [naam 1] heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorziening. Haar stellingen zijn niet concreet en evenmin voorzien van enige onderbouwing. Verder ziet de voorzieningenrechter voorshands geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van de KvK om de opgave te weigeren. De KvK heeft gemotiveerd uiteengezet dat en waarom zij er niet van overtuigd is dat de opgave afkomstig is van een tot opgave bevoegd persoon en dat zij dus op grond van artikel 5, eerste lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 de inschrijving moest weigeren. Volgens de KvK is de AVA te vroeg, want niet overeenkomstig artikel 22, vierde lid, van de Statuten bijeengeroepen waardoor deze AVA en de daarin genomen beslissingen over de bestuurswissel niet rechtsgeldig zijn. Daarnaast heeft de KvK terecht erop gewezen dat de opgave ziet op een benoeming van het bestuur met terugwerkende kracht. Voor haar is dit ook een reden de opgave te weigeren (op grond van artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van het Handelsregisterbesluit 2008). Onder deze omstandigheden en in aanmerking genomen
het belang van de KvK om een betrouwbaar register beschikbaar te stellen, acht de voorzieningenrechter het niet aangewezen om een voorlopige voorziening te treffen.
Slotsom
8 De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. De KvK hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van mr. C.S. de Waal, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2025.
w.g. A. Venekamp w.g. C.S. de Waal
Afschrift verzonden aan partijen op: