ECLI:NL:CBB:2025:680

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
24/632
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangsom bij taxivervoer zonder vergunning in Amsterdam

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 december 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een taxichauffeur en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De taxichauffeur, die zonder de vereiste Taxxxivergunning taxivervoer aanbood op de opstapmarkt in Amsterdam, kreeg een last onder dwangsom opgelegd. Deze last hield in dat hij een dwangsom van € 5.550,- verbeurde voor iedere overtreding, met een maximum van € 27.750,-. Op 6 oktober 2023 werd de chauffeur betrapt door een toezichthouder terwijl hij met zijn taxi op een laad- en losplaats stond zonder klanten te bedienen. Het college van b en w verklaarde het bezwaar van de chauffeur tegen de invordering van de dwangsom ongegrond, waarna de chauffeur in beroep ging.

Tijdens de zitting op 23 oktober 2025 voerde de chauffeur aan dat hij niet taxivervoer aanbood, maar alleen een sigaret rookte en zijn voertuigverlichting controleerde. Hij betwistte de waarneming van de toezichthouder en stelde dat hij niet op een illegale opstapplaats stond. Het college van b en w voerde echter aan dat de chauffeur op een bekende illegale opstapplaats stond en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij daar stond voor een bestelde rit. Het College bevestigde dat de last onder dwangsom in rechte vaststaat en dat de chauffeur de dwangsom van € 5.550,- verbeurde. Het beroep van de chauffeur werd ongegrond verklaard, en het college van b en w hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/632

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2025 in de zaken tussen

[naam] te [woonplaats]

(gemachtigde: mr. R.J. Pardijs)
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college van b en w)

(gemachtigde: mr. M. ten Doesschate)

Procesverloop

Met het besluit van 24 oktober 2023 heeft het college van b en w van [naam] een dwangsom ingevorderd.
Met het besluit van 11 juni 2024 (bestreden besluit) heeft het college van b en w het daartegen door [naam] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
[naam] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college van b en w heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 23 oktober 2025. Daar waren de gemachtigden van partijen aanwezig.

Overwegingen

1.1
[naam] is taxichauffeur. Hem is met een besluit van 19 april 2017 een last onder dwangsom opgelegd op de grond dat hij zonder Taxxxivergunning taxivervoer heeft aangeboden op de opstapmarkt in Amsterdam. Dat is op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Taxiverordening Amsterdam 2012 (Taxiverordening) verboden. De last houdt in dat hij die overtreding niet nogmaals mag begaan en dat hij een dwangsom verbeurt van € 5.550,- voor iedere keer dat hij weer zonder vergunning taxivervoer op de Amsterdamse opstapmarkt aanbiedt, met een maximum van € 27.750,- .
1.2
Op 6 oktober 2023 heeft een toezichthouder van de gemeente Amsterdam gezien dat [naam] met zijn taxi stond op een laad- en losplaats op de openbare weg, de straat Rusland te Amsterdam, ter hoogte van de Oudezijds Achterburgwal. Hij stond naast zijn taxi een sigaret te roken en was niet aan het laden of lossen of bezig met een bestelde rit. De toezichthouder heeft hem staande gehouden op verdenking van het aanbieden van taxivervoer op de opstapmarkt in Amsterdam zonder Taxxxivergunning en heeft van zijn bevindingen een rapport van bevindingen opgemaakt.
1.3
Het college van b en w heeft [naam] met een brief bericht dat hij een dwangsom van € 5.550,- heeft verbeurd die hij moet betalen. Dit omdat hij op 6 oktober 2023 in strijd met de last onder dwangsom weer artikel 2.3, eerste lid, van de Taxiverordening heeft overtreden door zonder Taxxxivergunning taxivervoer aan te bieden op de opstapmarkt.
2 Met het besluit van 24 oktober 2023 en het bestreden besluit heeft het college van b en w de verbeurde dwangsom van [naam] ingevorderd.
3.1
[naam] ontkent dat hij op 6 oktober 2023 taxivervoer op de opstapmarkt in Amsterdam heeft aangeboden. Hij was een sigaret aan het roken en zijn voertuigverlichting aan het controleren. Hij is aangesproken door verbalisanten die eerst na een waarschuwing zijn doorgereden en meteen achteruit zijn teruggereden om proces-verbaal op te stellen. Hem is niet gevraagd of hij een bestelde rit had of dit kon aantonen. Het korte tijdsverloop van de waarneming is onvoldoende voor de aanname dat hij daar taxivervoer stond aan te bieden.
Hij stond niet in de buurt van hotels of het Centraal Station en stond dus niet op een ‘als illegale opstapplaats voor taxi’s bekende locatie’, althans had dat niet kunnen weten. Het is niet, zoals vermeld in het advies van de adviescommissie bezwaarschriften, dat het hele centrum van Amsterdam bekend is als één grote illegale opstapplaats. Dat is niet specifiek genoeg. Uit vaste rechtspraak volgt volgens hem ook niet de algemene regel die het college van b en w hanteert, dat het stilstaan van een taxi zonder Taxxxivergunning als het aanbieden van taxivervoer op de opstapmarkt moet worden beschouwd, behalve als de chauffeur aantoont dat hij daar staat wegens een vooraf bestelde rit. Bovendien wordt bij die regel ten onrechte geen rekening gehouden met de omstandigheden van het geval. Korte waarneming, geen contact met klanten, verkeerssituatie, beperkte parkeerruimte, enzovoort, dat zijn omstandigheden waaruit blijkt dat geen sprake is van het aanbieden van taxivervoer. Toezichthouders hebben hem vaker gewaarschuwd voor het stilstaan op diverse locaties in de stad. De ene keer krijgt hij een parkeerboete de andere keer verbeurt hij een dwangsom. Hij is overgeleverd aan de willekeur van de handhavers. Tot slot stelt [naam] dat bij het opleggen van de last onder dwangsom onvoldoende rekening is gehouden met zijn penibele financiële situatie.
3.2
Het college van b en w heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

Beoordeling

4 De Taxiverordening vindt zijn wettelijke grondslag in artikel 82b van de Wet Personenvervoer 2000. Op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Taxiverordening is het een chauffeur verboden om zonder Taxxxivergunning van het college van b en w op de in bijlage I aangegeven delen van de openbare weg, waaronder het gebied binnen de ring A10 van Amsterdam, taxivervoer aan te bieden. De in dit geding aan de orde zijnde locatie, de straat Rusland, valt binnen dat gebied.
5.1
Het College stelt voorop dat het besluit waarmee de last onder dwangsom is opgelegd in rechte vaststaat zodat in dit geding van de rechtsgevolgen van dat besluit moet worden uitgegaan. Dat betekent dat [naam] op grond van dat besluit van rechtswege een dwangsom van € 5.550,- verbeurt voor iedere keer dat hij taxivervoer op de Amsterdamse opstapmarkt aanbiedt zonder Taxxxivergunning. De hoogte van die dwangsom is ook een rechtsgevolg van het besluit waarmee de last is opgelegd waarvan hier moet worden uitgegaan. Wat [naam] daarover heeft aangevoerd hoeft niet besproken te worden.
5.2
In dit geding moet eerst de vraag worden beantwoord of het college van b en w heeft mogen aannemen dat [naam] op 6 oktober 2023 in de straat Rusland te Amsterdam taxivervoer op de opstapmarkt heeft aangeboden zonder Taxxxivergunning. Het College beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt als volgt.
5.3
Het is vaste rechtspraak van het College (zie onder meer de uitspraak van 15 augustus 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:414, onder 7.3)) dat indien een taxichauffeur zonder geldige Taxxxivergunning met een als taxi herkenbare auto stilstaat op een als illegale opstapplaats voor taxi’s bekendstaande plaats, zonder dat hij op dat moment bezig is met het ophalen (laden) of afzetten (lossen) van klanten die bij hem een taxirit hebben besteld, dat de conclusie rechtvaardigt dat hij daar taxivervoer aanbiedt op de opstapmarkt. Deze aanname kan door de taxichauffeur slechts worden weerlegd door aannemelijk te maken dat hij daar staat ter uitvoering van een bij hem bestelde taxirit of als gevolg van overmacht. De taxichauffeur die op een als illegale opstapplaats voor taxi’s bekendstaande plaats staat, zonder bezig te zijn met een bestelde taxirit, riskeert dan ook niet alleen een boete voor verkeerd parkeren of stilstaan op een plaats waar dat niet mag, maar ook dat hem een last onder dwangsom wordt opgelegd omdat hij zonder Taxxxivergunning taxivervoer aanbiedt, danwel dat hij op grond van zo’n last een dwangsom verbeurt. Illegale opstapplaatsen voor taxi’s zijn in ieder geval de weggedeeltes waar niet geparkeerd mag worden, zoals laad- en losplaatsen, in het hele centrum van Amsterdam en vierentwintig uur per dag, bijvoorbeeld in de buurt van het Centraal Station of hotels. Vergelijk de uitspraak van het College van 15 maart 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:114 onder 6.4). Weggedeeltes in het centrum van Amsterdam waar volgens het college van b en w geparkeerd mag worden zijn schaars en vooral betaalde parkeerplaatsen. Het College begrijpt dat hierdoor de mogelijkheden voor de bestel- en belmarkt in dit gebied beperkt zijn, maar het is aan de taxichauffeurs om daar rekening mee te houden.
5.4
Het betoog van [naam] dat het college van b en w bij de toepassing van voormelde rechtspraak ten onrechte geen enkele rekening meer houdt met omstandigheden van het geval die soms evidente informatie geven waaruit blijkt dat juist geen sprake is van het beschikbaar stellen of actief aanbieden van een taxidienst, slaagt niet. Het door hem genoemde korte tijdsverloop (van de waarneming), het geen contact hebben of maken met klanten, beperkte andere parkeerruimte, zijn anders dan [naam] betoogt geen relevante omstandigheden die meegenomen moeten worden in de beoordeling of er wel of geen sprake is van het aanbieden van taxivervoer. Die omstandigheden kunnen zich voordoen bij het aanbieden van taxivervoer en zijn daarom geen bewijs van het (gestelde) tegendeel. Anders dan [naam] meent, wordt in de vaste rechtspraak wel rekening gehouden met de relevante feiten en omstandigheden van het geval. Bij overmacht, parkeren op een betaalde parkeerplaats en stilstaan vanwege de verkeerssituatie wordt (ook in de vaste rechtspraak) niet vanzelf aangenomen dat sprake is van het aanbieden van taxivervoer.
5.5
Van parkeren op een betaalde parkeerplaats of stilstaan vanwege de verkeerssituatie was in het geval van [naam] geen sprake. Voor zover [naam] met zijn stelling dat hij zijn voertuigverlichting aan het controleren was, heeft bedoeld een beroep op overmacht te doen, slaagt dat niet. Er is niets gebleken over de toestand van de verlichting en de noodzaak tot controle. Als [naam] al een controle heeft uitgevoerd, dan rechtvaardigde dat niet dat hij op die plek stilstond. Hoewel niet duidelijk is geworden waar in de straat Rusland hij precies stond, stond hij daar naar eigen zeggen in ieder geval niet op een betaalde parkeerplaats. Hij stond ergens op de openbare weg waar hij niet mocht parkeren. Hoewel het College wel wil aannemen dat [naam] maar kort met de verbalisanten heeft gesproken, is niet gebleken dat hij toen niet de gelegenheid had om zijn aanwezigheid daar te verklaren. Dat de verbalisanten hem niet zouden hebben gevraagd of hij bezig was met een bestelde rit maakt dat niet anders omdat [naam] niet bezig was met een bestelde rit en dat ook uit zichzelf had kunnen zeggen. [naam] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij daar en op dat moment de verlichting van zijn auto heeft gecontroleerd en moest controleren. Dat er in of rond de straat Rusland geen betaalde parkeerplaatsen zijn waar hij dat had kunnen doen of waar hij even had kunnen pauzeren, betekent dat [naam] daar niet mag parkeren. Als hij dat toch doet, zoals hij op 6 oktober 2023 heeft gedaan, is zijn taxi daar beschikbaar voor klanten van de opstapmarkt. Het college van b en w heeft daarom in lijn met voormelde vaste rechtspraak mogen aannemen dat hij daar toen taxivervoer op de opstapmarkt aanbood.
5.6
Het betoog van [naam] dat hij niet wist of kon weten dat hij op een als illegale opstapplaats bekend staande locatie stond, slaagt evenmin. [naam] heeft verklaard dat hij vaker staande is gehouden omdat hij verkeerd geparkeerd stond of werd verdacht van het aanbieden van taxivervoer. In het rapport van bevindingen heeft de rapporteur daarover vermeld: “De betrokkene is mij ambtshalve bekend. Het is mij tevens bekend dat de betrokkene zich veelvuldig op voornoemde wijze ophoud binnen mijn werkgebied, zijnde het Wallengebied. Ik heb de betrokkene reeds veelvuldig gewaarschuwd te aanzien van het aanbieden van personenvervoer op de opstapmarkt.” Het College is van oordeel dat [naam] had moeten weten dat hij met zijn taxi in de straat Rusland, in het Wallengebied, op een als illegale opstapplaats aan te merken en bekende locatie stond.
5.7
Het college van b en w heeft tot de conclusie mogen komen dat [naam] op 6 oktober 2023 in strijd met de last onder dwangsom taxivervoer heeft aangeboden op de opstapmarkt in Amsterdam zonder Taxxxivergunning en dat hij daarmee artikel 2.3, eerste lid, van de Taxiverordening heeft overtreden. Hierdoor heeft hij van rechtswege een dwangsom van € 5.550,- verbeurd die het college met het bestreden besluit heeft mogen invorderen.
5.8
Voor zover [naam] beoogt dat hij de dwangsom niet kan betalen, helpt hem dat in dit geding niet, omdat hij dat niet aannemelijk heeft gemaakt en het college van b en w kan verzoeken om een betalingsregeling,
6 Het beroep is ongegrond.
7 Het college van b en w hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Duuren, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2025.
w.g. M. van Duuren w.g. J.W.E. Pinckaers