ECLI:NL:CBB:2025:76
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 en de impact van staatssteunplafond op verbonden ondernemingen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 februari 2025, betreft het een geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken over de herziening van een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022. De minister had de subsidie herzien en vastgesteld op € 210.010,85, en een eerder betaald voorschot van € 333.831,48 teruggevorderd. De onderneming stelde dat de subsidies die aan een ontbonden onderneming binnen de groep waren verleend, niet meegeteld mochten worden bij de totale staatssteun die de groep had ontvangen, omdat deze onderneming niet meer tot de groep behoorde op het moment van subsidieverlening.
De minister daarentegen betoogde dat de subsidies aan de ontbonden onderneming wel meetelden, omdat deze subsidies ten goede waren gekomen aan de groep. Het College oordeelde dat de subsidies die aan de ontbonden onderneming waren verstrekt, meetelden bij de beoordeling van het totaalbedrag aan staatssteun dat de groep had ontvangen. Het College stelde vast dat de minister de subsidie voor Q1 van 2022 terecht had herzien, omdat het totaalbedrag aan staatssteun de grens van € 2,3 miljoen overschreed. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister werd niet veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de complexiteit van staatssteun in het kader van de COVID-19-regelingen en de noodzaak om de samenstelling van groepen verbonden ondernemingen zorgvuldig te beoordelen bij subsidieverlening en -vaststelling. Het College bevestigde dat subsidies die aan een ontbonden onderneming zijn verstrekt, meetellen voor de beoordeling van de totale staatssteun, ongeacht de ontbinding van die onderneming.