Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat appellant binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van het in die uitspraak gestelde. Zij heeft daartoe -kort gezegd- overwogen dat gedaagde voor wat betreft zijn vermogen in en eventuele inkomsten vanuit Suriname geen schending van de in artikel 65 van de Abw neergelegde informatieplicht kan worden verweten omdat van de zijde van appellant eerst in een te laat stadium duidelijk is aangegeven welke bescheiden appellant ter zake wenst te ontvangen. Voorts is in de aangevallen uitspraak -waar appellant als verweerder en gedaagde als eiser is aangeduid- onder meer het volgende overwogen:
"Met betrekking tot de door eiser verschafte gegevens omtrent zijn woonadres is de rechtbank een ander oordeel toegedaan. Uit onderzoek is gebleken dat eiser noch op het adres E-straat woonde, waarop hij sedert 1 maart 1996 was ingeschreven, noch op het door eiser aan verweerder opgegeven adres D-singel. Het door eiser aan verweerder overgelegde huurcontract voor de D-singel gaf dan ook niet de juiste stand van zaken weer. Verweerder heeft derhalve terecht geconcludeerd dat eiser op dit punt zijn informatieplicht heeft geschonden.
Verweerder was dan ook gehouden een maatregel te treffen als bedoeld in artikel 14 van de Abw.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat door eisers gedrag het recht op bijstand niet meer kon worden vastgesteld, zodat de zwaarste maatregel als bedoeld in artikel 14 Abw op haar plaats was en bijstand geweigerd moest worden.
De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen.
De rechtbank neemt in aanmerking dat voor verweerder ook de weg van artikel 68 Abw heeft opengestaan. Het betrof hier immers een eerste aanvraag. Op grond van die bepaling had verweerder, na geboden herstelmogelijkheid, de aanvraag van eiser verder buiten behandeling kunnen laten omreden dat eiser onvoldoende gegevens had verstrekt.
Nu verweerder deze weg niet heeft gevolgd, maar gekozen heeft voor de meer inhoudelijke procedure van artikel 14 in verbinding met artikel 65 Abw dient verweerder een maatregel te nemen die even-
redig is aan de ernst van het verzuim.
Eiser heeft weliswaar onjuiste inlichtingen verschaft omtrent zijn woonadres, maar verweerder heeft niet ontkend dat eiser zijn feitelijk verblijf steeds in B heeft gehad. Aannemelijk is dat eiser van het ene adres naar het andere is gegaan en dat hij steeds bij familie in B onderdak heeft gevonden. Met betrekking tot zijn relatie met zijn (ex-)echtgenote heeft eiser weliswaar ongeloofwaardige verklaringen afgelegd, maar niet is gebleken dat zij kon voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan van zichzelf en van eiser.
Derhalve ziet de rechtbank niet in waarom verweerder het recht op bijstand niet kon vaststellen.
De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verweerder -zich niet realiserend dat hem op grond van artikel 14 Abw een scala aan maatregelen ter beschikking stond- direct heeft gegrepen naar de zwaarste sanctie, te weten het geheel weigeren van de bijstand. Verweerder heeft hiermee gehandeld in strijd met de in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde normen dat een belangenafweging dient plaats te vinden en dat er evenredigheid dient te zijn tussen een besluit en de daarmee te dienen doelen.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het bestreden besluit om deze reden niet in stand kan blijven, zodat dit voor vernietiging in aanmerking komt.".