ECLI:NL:CRVB:1998:AA8794
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit van het Landelijk instituut sociale verzekeringen inzake arbeidsongeschiktheidsuitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant A. tegen een besluit van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) dat hem een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) heeft toegekend, maar een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) heeft geweigerd. De uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 5 september 1996, waartegen appellant in beroep ging, heeft geleid tot deze procedure. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 10 februari 1998, waarbij partijen niet zijn verschenen.
De Raad oordeelt dat het Lisv terecht heeft besloten dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor een uitkering op basis van de AAW, omdat hij minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om kosten te vergoeden aan appellant, omdat er geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn aangetoond. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank dat het beroep tegen het besluit van 13 december 1994 niet-ontvankelijk is, maar vernietigt de uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de besluiten van 29 september 1995. De Raad verwijst de zaak terug naar de rechtbank te 's-Gravenhage voor verdere behandeling van deze besluiten.