ECLI:NL:CRVB:1999:AA8559
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- J.C.F. Talman
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake werkloosheidsuitkering en terugvordering door het Landelijk instituut sociale verzekeringen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant A. tegen besluiten van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) met betrekking tot zijn werkloosheidsuitkering. Appellant is op 1 juni 1994 werkloos geworden en ontving een WW-uitkering die in 1994 was toegekend. Echter, na een interne controle in 1996 bleek dat appellant niet voldeed aan de arbeidsverledeneis, omdat hij in de vijf jaren voorafgaand aan zijn werkloosheid slechts in twee jaren over 52 of meer dagen loon had ontvangen. Dit leidde tot een besluit van het Lisv om de uitkering met terugwerkende kracht in te trekken en een terugvordering van eerder verstrekte uitkeringen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar zijn bezwaren werden ongegrond verklaard door de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak in hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de intrekking van de uitkering in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. De Raad oordeelt dat appellant redelijkerwijs niet had kunnen begrijpen dat hij geen recht had op de verlengde uitkering, en vernietigt de eerdere besluiten van het Lisv. Tevens wordt het Lisv veroordeeld in de proceskosten van appellant.