ECLI:NL:CRVB:2002:AE8703
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- Th.M. Schelfhout
- P.J. Stolk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de werkloosheidsuitkering en sollicitatieverplichtingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de Werkloosheidswet (WW) en de verplichtingen die daaruit voortvloeien voor uitkeringsgerechtigden. Appellante ontving een WW-uitkering en werd door het Uwv op de hoogte gesteld van haar verplichting om in een periode van vier weken minimaal twee sollicitaties te verrichten. Bij een besluit van 15 december 1998 werd haar uitkering met 20% verlaagd omdat zij niet voldoende had getracht passende arbeid te verkrijgen. Dit besluit werd door het Uwv gehandhaafd na een bezwaarprocedure, wat leidde tot de rechtszaak.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 24 juli 2002, waarbij appellante niet aanwezig was, maar gedaagde vertegenwoordigd werd door mr. W.J.C. Rademakers. De Raad oordeelde dat appellante niet kon aantonen dat zij aan haar sollicitatieverplichtingen had voldaan. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de activiteiten die appellante had vermeld op haar werkbriefje geen concrete sollicitaties waren. De Raad concludeerde dat de door appellante aangevoerde argumenten in hoger beroep geen aanleiding gaven om tot een ander oordeel te komen. De Raad nam daarbij in overweging dat appellante, gezien haar uitzendwerkzaamheden, slechts twee keer per vier weken hoefde te solliciteren in plaats van vier keer.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het bestreden besluit in stand. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling volgde. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 september 2002.