ECLI:NL:CRVB:2003:AK8409
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C.F. Talman
- K. Zeilemaker
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Besluitvorming omtrent tijdelijke tewerkstelling van politieambtenaar en rechtsgevolgen
In deze zaak gaat het om de tijdelijke tewerkstelling van een politieambtenaar, appellant, die van 25 maart 2000 tot en met 16 juni 2000 was geplaatst bij het Woninginbrakenteam. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen een brief van 5 april 2000, waarin hem werd meegedeeld dat zijn tijdelijke tewerkstelling berustte op artikel 64 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). Gedaagde, de korpsbeheerder van de politieregio Gooi en Vechtstreek, verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, wat appellant aanvocht in hoger beroep. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de brief van 5 april 2000 wel degelijk een besluit is dat gericht is op rechtsgevolg, en dat gedaagde het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De Raad stelt vast dat de brief van 5 april 2000 de schriftelijke neerslag van de beslissing tot tijdelijke tewerkstelling van appellant bevat, en dat deze beslissing ingrijpt in de rechtspositie van appellant. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep tegen het besluit van 9 oktober 2000, dat het bezwaar tegen de brief van 5 april 2000 niet-ontvankelijk verklaarde, alsnog gegrond. Gedaagde moet opnieuw op het bezwaarschrift beslissen, rekening houdend met de overwegingen van de Raad.
Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in eerste aanleg € 644,- en in hoger beroep € 322,- bedragen. De Centrale Raad van Beroep benadrukt dat artikel 64 van het Barp betrekking heeft op wijziging van de plaats van tewerkstelling in bijzondere gevallen, en dat de situatie van appellant niet als zodanig kan worden aangemerkt. De Raad concludeert dat er sprake is van een organisatiebeleid, zoals bedoeld in artikel 65a van het Barp.