ECLI:NL:CRVB:2004:AO4745
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- R.M. van Male
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van belasting en premies door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelharnis
In deze zaak gaat het om de terugvordering van belasting en premies door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelharnis van appellant, die in 2000 een uitkering ontving op grond van de Algemene bijstandswet (Abw). Het College had in dat jaar een bedrag van f 5.118,-- aan loonbelasting en premies afgedragen aan de fiscus voor appellant. Op 31 maart 2001 ontving appellant een voorlopige teruggaaf van de fiscus van f 5.178,--, inclusief heffingsrente, die verband hield met een negatief inkomen in 1999. De definitieve aanslag over 2000, vastgesteld op 26 oktober 2001, kwam overeen met deze voorlopige teruggaaf. Het College vorderde het bedrag terug op basis van artikel 82, aanhef en onder a, van de Abw, wat door de rechtbank werd bevestigd. Appellant stelde dat een uitzonderingsbepaling van toepassing was, maar zowel de rechtbank als de Raad oordeelden dat deze niet van toepassing was. De Raad concludeerde dat de teruggaaf niet als spaargelden kon worden aangemerkt en dat de door appellant aangevoerde grieven niet tot een ander oordeel leidden.
Het hoger beroep van het College richtte zich tegen de beslissing van de rechtbank om appellant niet te veroordelen in de proceskosten. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht, aangezien appellant grieven had aangevoerd die betrekking hadden op het bestreden besluit. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van het College niet slaagde.
De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 2 maart 2004, waarbij de betrokken rechters de beslissing bevestigden en geen aanleiding zagen voor een veroordeling in de proceskosten.