ECLI:NL:CRVB:2004:AO5626
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- J.H. van Kreveld
- C.P.J. Goorden
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van IZA-deelnemerschap na ontslag en wachtgeldtoekenning
In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van het ontslag van appellante en de toekenning en duur van haar wachtgeld. Appellante, die eerder werkzaam was bij de gemeente Rotterdam, ontving tot 20 juni 2001 wachtgeld op basis van de Wachtgeld- en Uitkeringsverordening van de gemeente. Na beëindiging van haar dienstverband heeft het dagelijks bestuur van het Instituut Zorgverzekering Ambtenaren Nederland (IZA) haar deelnemerschap aan de IZA-regeling per 20 juni 2001 beëindigd. Dit besluit werd gehandhaafd na bezwaar, en de rechtbank verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar ontslag gebaseerd was op valse documenten en dat deze zaak momenteel door het Openbaar Ministerie wordt onderzocht. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtsgeldigheid van het ontslag en de wachtgeldtoekenning in deze procedure niet ter beoordeling staan. De Raad heeft vastgesteld dat appellante vanaf 1 juli 1996 feitelijk niet meer in dienst was van een aan de IZA-regeling deelnemend openbaar lichaam en dat zij vanaf 20 juni 2001 ook geen wachtgeld meer ontving. Hierdoor voldeed zij niet langer aan de vereisten voor IZA-deelnemerschap.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen termen aanwezig geacht voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan op 11 maart 2004 door de Centrale Raad van Beroep, met G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter en J.H. van Kreveld en C.P.J. Goorden als leden.