ECLI:NL:CRVB:2004:AO9297

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/6066 NABW + 01/6067 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het recht op bijstand wegens onvolledige informatieverstrekking door appellanten

In deze zaak gaat het om de beëindiging van het recht op bijstand van appellanten, [appellant 1] en [appellant 2], die samen een gezamenlijke huishouding voerden. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 mei 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De zaak betreft de vraag of het recht op bijstand van appellanten terecht is beëindigd op de grond dat zij het inlichtingenformulier niet volledig hebben ingevuld. De Raad oordeelt dat appellanten, door het niet verstrekken van relevante gegevens, in strijd hebben gehandeld met hun informatieverplichting op grond van artikel 65, eerste lid, van de Abw. Hierdoor kon het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo niet vaststellen of appellanten in aanmerking kwamen voor bijstand volgens de geldende wetgeving. De Raad bevestigt dat het recht op bijstand van appellanten terecht is ingetrokken met ingang van 9 december 1998, omdat zij niet voldaan hebben aan de verplichtingen die voortvloeien uit hun gezamenlijke huishouding. De Raad wijst erop dat het besluit van 9 februari 2001, waarin het bezwaar tegen de intrekking van de bijstandsuitkering ongegrond werd verklaard, in rechte standhoudt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

01/6066 NABW
01/6067 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant 1] en [appellant 2], beiden wonende te [woonplaats], appellanten,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellanten heeft mr. M. Smit, advocaat te Almelo, op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de door de rechtbank Almelo op 18 oktober 2001 tussen partijen gewezen uitspraak met reg. nr. 01/228 NABW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is, gevoegd met de gedingen met reg. nrs. 01/6061 NABW en 01/6064 NABW, behandeld ter zitting van 23 maart 2004, waar appellant [appellant 2] (hierna: [appellant 2]) in persoon is verschenen, en waar gedaagde zich niet heeft doen vertegenwoordigen. Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de zaken weer gesplitst. In deze zaak wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. MOTIVERING
[appellant 1] (hierna: [appellant 1]) ontving een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande, welke uitkering bij besluit van 22 januari 1999 per 9 december 1998 - wegens het voeren van een gezamenlijke huishouding met [appellant 2] (hierna: [appellant 2]) - is omgezet in een uitkering naar de norm voor gehuwden. Gedaagde heeft bij datzelfde besluit aan [appellant 2] tevens meegedeeld dat hem tezamen met [appellant 1] een bijstandsuitkering is toegekend naar de norm voor gehuwden. Het besluit van 22 januari 1999 is na gemaakt bezwaar bij besluit van 2 juni 1999 gehandhaafd, tegen welk besluit vervolgens geen rechtsmiddel is aangewend. Dit betekent dat dit besluit in rechte onaantastbaar is geworden.
Bij besluit van 9 maart 1999 heeft gedaagde het recht op bijstand van appellanten alsnog met ingang van 9 december 1998 beëindigd (lees: ingetrokken) op de grond dat zij het inlichtingenformulier niet volledig hebben ingevuld en [appellant 2] het formulier niet mede heeft ondertekend, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
Gedaagde heeft bij besluit van 9 februari 2001 het tegen het besluit van 9 maart 1999 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 9 februari 2001 ongegrond verklaard.
Appellanten hebben zich gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad stelt voorop dat als in rechte vaststaand moet worden aangenomen dat appellanten ten tijde hier van belang een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd en dat hun in verband daarmee bijstand is toegekend naar de norm voor gehuwden.
Omdat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden, dienden zij alle voor de beoordeling van het recht op bijstand relevante gegevens te verstrekken die betrekking hadden op beider omstandigheden, en dus ook op de situatie waarin [appellant 2] ten tijde hier van belang verkeerde. Doordat appellanten in strijd met de ingevolge artikel 65, eerste lid, van de Abw op hen rustende informatieverplichting weigerden die gegevens te verstrekken, - en daarin zijn blijven volharden - kon gedaagde niet beoordelen of appellanten verkeerden in omstandigheden als bedoeld in artikel 7 van de Abw. Gedaagde heeft het recht op uitkering van appellanten dan ook terecht met ingang van
9 december 1998 ingetrokken.
Uit het vorenstaande volgt dat het besluit van 9 februari 2001 in rechte stand houdt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. R.M. van Male als voorzitter en mr. drs. N.J. van Vulpen-Grootjans en mr. R.H.M. Roelofs als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.C. de Wit als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2004.
(get) R.M. van Male
(get.) P.C. de Wit
MvK07054