ECLI:NL:CRVB:2004:AO9363

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/613 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functiewijziging en salarisschaal van ambtenaar na reorganisatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die als administratief medewerker Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) werkzaam was bij de sector Sociale Zaken van de gemeente Weert. Na een reorganisatie is appellante per 1 augustus 2001 geplaatst in de functie van ondersteunend consulent inkomen en zorg, met een aanloopschaal 5. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze indeling, omdat zij van mening was dat zij recht had op een indeling in de hogere salarisschaal 6. De rechtbank Roermond heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep is gegaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelt dat gedaagde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert, er redelijkerwijs van uit mocht gaan dat appellante bij de ingang van de plaatsing in de nieuwe functie nog niet voldeed aan de criteria voor de functionele schaal. De Raad wijst erop dat de reorganisatie voor appellante een bevordering betekende, maar dat de overgang van schaal 4 naar schaal 6 niet zonder meer kon worden doorgevoerd zonder dat appellante de benodigde ervaring en vaardigheden had verworven.

De Raad concludeert dat gedaagde voldoende aandacht heeft besteed aan de individuele situatie van appellante door een ontwikkeltraject voor haar op te stellen. De omstandigheid dat enkele collega's van appellante wel direct in de functieschaal 6 zijn geplaatst, leidt niet tot de conclusie dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden, aangezien deze collega's al in schaal 5 zaten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante geen doel treft. De proceskosten worden niet vergoed, omdat er geen aanleiding voor is.

Uitspraak

03/613 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante is op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 23 december 2002, nr. 02/781 AW K1, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 25 maart 2004, waar appellante in persoon is verschenen, bijgestaan door
mr. H.J. Weekers, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.G. Kerkhof, verbonden aan CAPRA, en door L.M.L. Stultiens, werkzaam bij de gemeente Weert.
II. MOTIVERING
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante was administratief medewerker Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) bij de sector Sociale Zaken. Aan deze functie was salarisschaal 4 verbonden. Per 1 augustus 2001 heeft een reorganisatie plaatsgevonden.
1.2. Bij besluit van 3 april 2002, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit van 2 juli 2002, heeft gedaagde appellante geplaatst in de functie van ondersteunend consulent inkomen en zorg en haar wat betreft de bezoldiging ingepast in aanloopschaal 5, een en ander met ingang van 1 augustus 2001. Daarbij is aangegeven dat appellante een ontwikkelingstraject zal doorlopen en dat zij, bij goede functievervulling en beoordeling, per 1 augustus 2002 zal worden ingepast in de organiek aan de nieuwe functie verbonden salarisschaal 6.
1.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard.
2. Naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep is aangevoerd en uit de stukken naar voren is gekomen, overweegt de Raad als volgt.
2.1. Ingevolge artikel 5, aanhef en onder a, van de Salarisverordening van de gemeente Weert wordt het salaris van de ambtenaar vastgesteld op basis van de aanloopschaal, indien betrokkene nog niet geheel voldoet aan de criteria voor de functionele schaal. In dat artikel is tevens bepaald dat de ambtenaar wordt gesalarieerd volgens de functionele schaal indien, kort samengevat, de functie geheel en normaal goed wordt uitgeoefend.
2.2. De reorganisatie betekende voor appellante een bevordering van een functie welke was gewaardeerd op schaal 4 naar een (zwaardere) functie waaraan schaal 6 is verbonden. De oude functie was gewaardeerd in hoofdgroep II en omvatte voornamelijk het invoeren van gegevens, het verrichten van administratief-procedurele handelingen en het bieden van secretariële ondersteuning. Dit blijkt genoegzaam uit de beschrijving van die functie welke op 11 maart 1999 door appellante is ondertekend, alsmede uit het graderingsrapport behorende bij het waarderingsbesluit van 17 juni 1999. Anders dan appellante ter zitting heeft betoogd, zijn deze stukken van betrekkelijk recente datum en is niet aannemelijk gemaakt dat in de oude functie vóór 1 augustus 2001 nog wijzigingen van betekenis zijn opgetreden. De nieuwe functie is veel meer inhoudelijk van aard en wordt gewaardeerd in hoofdgroep III. Zij omvat onder meer het behandelen van aanvragen, het plegen van onderzoek en het overleggen met aanvragers en andere betrokkenen. Bovendien bestrijken de werkzaamheden een breder terrein aan voorzieningen.
2.3. Het vorenstaande in aanmerking genomen, mocht gedaagde er redelijkerwijs van uitgaan dat appellante bij de ingang van de plaatsing in die functie nog niet voldeed aan de criteria voor plaatsing in de functionele schaal. Daarbij heeft gedaagde voldoende aandacht besteed aan de individuele situatie van appellante. Voor haar is een op de persoon toegespitst ontwikkeltraject uitgestippeld, waarbij de nog ontbrekende ervaring en vaardigheden onder ogen zijn gezien.
2.4. De omstandigheid dat enkele collega's van appellante meteen in de functieschaal 6 zijn geplaatst, kan niet leiden tot het oordeel dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Die collega's hadden in de oude situatie reeds een functie in schaal 5. Voor hen bedroeg het verschil in functieniveau dus één salarisschaal en niet twee schalen, zoals bij appellante. Dat die collega's eveneens een ontwikkeltraject hebben moeten volgen, maakt dit niet anders. Ook zij gingen over naar een zwaardere functie, alleen was die overgang minder groot. Voorts heeft gedaagde overtuigend uiteengezet dat voor alle consulenten begeleiding noodzakelijk is geacht teneinde hen op één lijn te brengen.
2.5. Appellante kan ook niet staande houden dat gedaagde heeft gehandeld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Weliswaar is aan de indeling in de aanloopschaal terugwerkende kracht toegekend, doch daarbij is meteen voorzien dat hetzelfde zou geschieden met de indeling in de functieschaal nadat het ontwikkel- en beoordelingstraject met succes zou zijn doorlopen. In de praktijk is het ook zo gegaan: na afronding van het traject medio 2003 is appellante met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2002 alsnog in de functieschaal geplaatst. Van het achteraf formuleren van doelstellingen en eisen is hier geen sprake geweest. Appellante is in de gelegenheid gesteld zich planmatig in haar nieuwe functie te bewijzen.
2.6. Het hoger beroep treft geen doel en de aangevallen uitspraak komt in aanmerking om te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter en mr. A. Beuker-Tilstra en mr. R. Kooper als leden, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2004.
(get.) G.P.A.M. Garvelink-Jonkers.
(get.) M. Pijper.