ECLI:NL:CRVB:2004:AP2533
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- M.H.A. Jenniskens
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verlies aan verdiencapaciteit onder de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de WAZ-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De rechtbank had het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Het Uwv stelde dat appellante op de in geding zijnde datum, 28 januari 2000, weliswaar beperkingen ondervond, maar dat zij met inachtneming van deze beperkingen geschikt was voor de geselecteerde functies. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en moest beoordelen of het bestreden besluit in rechte kon standhouden.
De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het besluit van het Uwv stand kan houden. De Raad overweegt dat de belastbaarheid van appellante niet is overschat en dat de argumenten die in hoger beroep zijn aangevoerd, geen nieuwe gezichtspunten bevatten die tot een ander oordeel kunnen leiden. De Raad heeft ook gekeken naar de medische gegevens en de rapportages van de behandelend artsen, maar kwam tot de conclusie dat deze niet voldoende objectief waren om de claims van appellante te onderbouwen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. K.J.S. Spaas, in tegenwoordigheid van M.H.A. Jenniskens als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 juni 2004.