ECLI:NL:CRVB:2004:AP2870
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- M.H.A. Jenniskens
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de belastbaarheid van een werknemer in het kader van de WAO-schatting
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2004, gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de beoordeling van de belastbaarheid van appellante in het kader van de Wet op de arbeidsonge- schiktheidsverzekering (WAO). Appellante had eerder een besluit ontvangen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), waarin werd gesteld dat zij op 2 juli 2001, de datum in geding, ondanks haar beperkingen geschikt was voor bepaalde werkzaamheden. Dit besluit leidde tot een verlies aan verdiencapaciteit van 30% volgens de Uwv.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 4 mei 2004 zijn partijen niet verschenen, maar de Raad heeft de zaak toch behandeld. De Raad oordeelt dat de belastbaarheid van appellante, zoals vastgesteld door de verzekeringsarts J.M. Blankenberg, niet is overschat. De Raad concludeert dat de argumenten die namens appellante zijn aangevoerd onvoldoende onderbouwd zijn om tot een ander oordeel te komen of om nader medisch onderzoek te rechtvaardigen.
De Raad benadrukt dat de eigen opvatting van een verzekerde over zijn of haar arbeidsongeschiktheid niet beslissend is voor de beoordeling onder de WAO. Gezien het ontbreken van nieuwe relevante gegevens en de bestaande informatie over de gezondheidstoestand van appellante, bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.