ECLI:NL:CRVB:2004:AP3112
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- M.H.A. Jenniskens
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake de weigering tot verhoging van de WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WAO-uitkering van appellant te verhogen. Appellant, vertegenwoordigd door mr. P.J.M. Fens, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, die op 1 november 2002 het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde. Dit besluit was genomen na een eerdere weigering van het Uwv om de uitkering, die was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, te verhogen. De rechtbank oordeelde dat de medische gegevens onvoldoende aanleiding gaven om te concluderen dat de verzekeringsarts de beperkingen van appellant had onderschat.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 4 mei 2004 behandeld. Appellant was zelf aanwezig, terwijl gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. L. Ritsma. De Raad heeft de gronden van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat de medische en arbeidskundige beoordeling van het Uwv correct was. Appellant's gemachtigde herhaalde de eerder aangevoerde medische grieven, maar deze werden niet onderbouwd met nieuwe gegevens. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant op de datum in geding zwaarder beperkt was dan het Uwv had aangenomen.
De Raad oordeelde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd er geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 juni 2004.