ECLI:NL:CRVB:2004:AQ5355
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- C. van Viegen
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en de beoordeling van eigen vermogen en schulden
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. C.C.M. Welten, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 24 januari 2002 het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het ging om de toekenning van een uitkering op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). Appellant had op 9 maart 2000 een aanvraag ingediend voor bijstandsverlening, maar de gemeente Rotterdam had in een besluit van 12 september 2000 vastgesteld dat appellant over voldoende middelen beschikte uit eigen vermogen, waardoor de uitkering pas met ingang van 1 mei 2000 werd toegekend.
In hoger beroep richtte appellant zich tegen de beslissing van de rechtbank dat bepaalde schulden niet in de vermogensberekening waren meegenomen. De Raad voor de Rechtspraak overwoog dat schulden alleen in aanmerking kunnen worden genomen als het bestaan ervan aannemelijk is gemaakt en er een terugbetalingsverplichting aan verbonden is. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de door appellant opgevoerde schulden aan zijn ex-buren en het Advokatenkollektief niet voldoende waren aangetoond. Ook de levensverzekering van appellant werd door de Raad als onderdeel van zijn vermogen beschouwd, omdat deze niet voldeed aan de voorwaarden die de gemeente had gesteld voor vrijstelling.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 juli 2004, waarbij de betrokken rechters de beslissing namen.