ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8683
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- C. Dierdorp
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake uitkeringen voor vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak gaat het om een beroep van de erven van een betrokkene tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Het besluit, genomen op 15 juli 1999, weigerde de erkenning van vervolging in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. De betrokkene, geboren op 4 mei 1939 en overleden op 28 mei 1999, had een periodieke uitkering gekregen, maar de verweerster stelde dat hij geen vervolging had ondergaan. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 22 juli 2004, waarbij eisers werden vertegenwoordigd door E. Borkent en de verweerster door J.J.G.A. Theelen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de lichamelijke klachten van de betrokkene niet in verband konden worden gebracht met de vervolgingsomstandigheden. Dit oordeel was gebaseerd op adviezen van geneeskundig adviseurs, die concludeerden dat de klachten van de betrokkene, waaronder een urologische aandoening, pas geruime tijd na de oorlog waren ontstaan. De Raad oordeelde dat er geen grond was voor vernietiging van het bestreden besluit en verklaarde het beroep ongegrond.
De Raad benadrukte dat de definitie van vervolging in de Wet strikt moet worden geïnterpreteerd, en dat kinderen uit gemengde huwelijken in beginsel niet aan vervolging blootstonden. De Raad vond dat het bestreden besluit naar behoren was voorbereid en gemotiveerd, en dat er onvoldoende bewijs was om de claims van eisers te ondersteunen. De Raad besloot dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenvergoeding, ondanks de slechte financiële positie van de gemachtigde van eisers.