ECLI:NL:CRVB:2004:AQ8784
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- C.P.J. Goorden
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WUV-uitkering op grond van vervolgingseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 augustus 2004 uitspraak gedaan in het geding tussen eiser, een in 1929 geboren persoon uit het voormalige Nederlands-Indië, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had een aanvraag ingediend voor een periodieke uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV). De aanvraag werd afgewezen door de verweerster, die stelde dat de omstandigheden waaronder eiser de Japanse bezetting heeft meegemaakt niet onder het begrip 'vervolging' in de zin van de wet konden worden gebracht. Eiser ging in beroep tegen deze afwijzing.
Tijdens de zitting op 8 juli 2004 is eiser in persoon verschenen, terwijl verweerster werd vertegenwoordigd door mr. C. Vooijs. Eiser heeft in zijn aanvullend beroepschrift uiteengezet waarom hij het niet eens was met het besluit van verweerster. De Raad heeft de zaak vervolgens beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving en de feiten van de zaak.
De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om de afwijzing van de aanvraag te herzien. De Raad oordeelde dat eiser tijdens de bezetting geen vrijheidsberoving had ondergaan die onder de definitie van vervolging viel, zoals vastgelegd in artikel 2 van de WUV. Ook was er geen bewijs van andere maatregelen die door de bezetter tegen eiser waren genomen. De Raad merkte op dat, hoewel eiser angstige tijden heeft meegemaakt, de wet een beperkte strekking heeft en geen ruimte biedt voor honorering van aanvragen op andere gronden dan die in de wet zijn vastgelegd. De uitspraak resulteerde in de ongegrondverklaring van het beroep van eiser.