ECLI:NL:CRVB:2004:AR3860
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Ch.J.G. Olde Kalter
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAZ-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en belastbaarheid
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAZ-uitkering aan appellant, die als zelfstandig garagehouder werkzaam was. Appellant diende op 15 mei 2001 een aanvraag in voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering, waarbij hij stelde sinds juli 1993 arbeidsongeschikt te zijn. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze aanvraag op 29 oktober 2001, omdat appellant na de voorgeschreven wachttijd van 52 weken minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd op 25 maart 2002 ongegrond verklaard.
De rechtbank Roermond verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn belastbaarheid was overschat en dat de rechtbank onvoldoende waarde had gehecht aan de rapporten van zijn medisch adviseur en neuroloog. Hij betwistte ook de realiteitswaarde van de geselecteerde functies, inpakker en herverpakker tricotproducten, en stelde dat deze functies niet identiek waren qua salariëring.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de medische beoordeling die aan het bestreden besluit ten grondslag lag, zorgvuldig was uitgevoerd. De rapporten van de medisch adviseur gaven onvoldoende aanleiding om aan de medische beoordeling te twijfelen. De Raad concludeerde dat de belasting van de geselecteerde functies de belastbaarheid van appellant niet overschreed. De grieven van appellant werden verworpen, en de Raad bevestigde de aangevallen uitspraak. Er waren geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.