ECLI:NL:CRVB:2004:AR4787
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.L.M.J. Stevens
- J.G. Treffers
- C.P.J. Goorden
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van teveel betaalde WUV-uitkering en de definitieve vaststelling van periodieke uitkeringen
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een teveel betaalde WUV-uitkering aan eiseres, die erkend is als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarin de definitieve vaststelling van haar uitkering over de jaren 1998, 1999, 2000 en 2001 aan de orde is. Eiseres stelt dat de definitiefstelling van de uitkering niet binnen de wettelijke termijnen heeft plaatsgevonden en dat haar geen verwijt treft voor de terugvordering.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat op basis van artikel 59a, tweede lid, van de Wet de periodieke uitkering definitief moet worden vastgesteld in het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de uitkering voorlopig is berekend. De Raad stelt vast dat verweerster de benodigde gegevens voor de definitieve vaststelling van de uitkering over 1998 pas op 13 november 2001 heeft ontvangen. De definitieve vaststelling over 1998 vond plaats met de berekeningsbeschikking van 30 juni 2002, wat in overeenstemming is met de wet. Voor de jaren 1999 en 2001 zijn de benodigde gegevens tijdig ontvangen, waardoor de definitiefstelling ook voor deze jaren binnen de wettelijke termijnen heeft plaatsgevonden.
De Raad concludeert dat de terugvordering van de teveel betaalde uitkering op basis van artikel 59a, tweede lid, van de Wet terecht is gedaan. De vraag of eiseres enig verwijt treft is terecht buiten beschouwing gelaten, aangezien de terugvordering niet op artikel 61a van de Wet is gebaseerd. De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep van eiseres ongegrond, waarmee de beslissing van de verweerster wordt bevestigd.