ECLI:NL:CRVB:2004:AR6421
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.P.J. Goorden
- H.T. van der Meer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake betalingsverplichtingen werkgever onder de Werkloosheidswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de vraag of het Uwv op grond van de Werkloosheidswet (WW) de betalingsverplichtingen van een werkgever kan overnemen, nadat deze zijn verplichtingen niet is nagekomen. Gedaagde, die in dienst was van een aannemingsbedrijf, heeft het Uwv verzocht om de niet nagekomen betalingsverplichtingen over te nemen, waaronder vakantierechtwaarden en pensioen- en risicopremies. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het bestreden besluit van het Uwv ondeugdelijk was gemotiveerd en het beroep van gedaagde gegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 24 november 2004 behandeld. De Raad oordeelt dat het geschil moet worden beoordeeld aan de hand van de WW en de relevante bepalingen. De Raad stelt vast dat gedaagde zijn werkgever tijdig heeft aangesproken op de betalingsverplichtingen, maar dat hij ook contante betalingen heeft geaccepteerd, wat kan worden gezien als een benadelingshandeling. De Raad concludeert dat gedaagde niet in die mate verwijtbaar is dat er een blijvende weigering van uitkering moet plaatsvinden, maar dat een korting van 30% op de uitkering gerechtvaardigd is.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, en draagt het Uwv op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan gedaagde.