ECLI:NL:CRVB:2004:AR6441
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.P.J. Goorden
- H.T. van der Meer
- Rechtspraak.nl
Weigering loonbetaling over extra gewerkte dagen onder de Werkloosheidswet
In deze zaak gaat het om de vraag of de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht heeft geweigerd om de loonbetaling over vijf extra gewerkte dagen in 1998 over te nemen, op basis van artikel 64 van de Werkloosheidswet (WW). Gedaagde, die in 1998 als grafisch medewerker/webdesigner werkte, had vijf extra dagen gewerkt maar geen betaling ontvangen, omdat hij in plaats daarvan vrije tijd zou opnemen. Na het faillissement van zijn werkgever in 2000, verzocht gedaagde het Uwv om overname van de betalingsverplichting. Het Uwv weigerde echter de vordering met betrekking tot de extra gewerkte dagen, omdat deze buiten de referentieperiode van 13 weken voor de loonbetaling vielen.
De rechtbank Amsterdam oordeelde in eerste instantie dat de vordering van gedaagde gegrond was en dat het Uwv een nieuw besluit moest nemen. De rechtbank stelde vast dat de betaling van overwerk gelijkgesteld dient te worden met betaling van loon, en dat gedaagde feitelijk geen werkzaamheden meer kon verrichten na de ontruiming van het kantoor van zijn werkgever. De rechtbank oordeelde dat het standpunt van het Uwv niet houdbaar was, verwijzend naar een arrest van het Hof van Justitie van de EU.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad oordeelde dat de weigering van het Uwv om de loonbetaling over de vijf extra gewerkte dagen over te nemen terecht was, omdat deze dagen waren opgebouwd buiten de relevante referentieperiode. De Raad concludeerde dat de uitspraak van de rechtbank niet kon standhouden, en verklaarde het inleidend beroep ongegrond. De Raad oordeelde dat de extra gewerkte dagen niet gelijkgesteld konden worden met vakantiedagen, maar onder het loonbegrip van de WW vallen, en dat het Uwv op goede gronden had gehandeld.