ECLI:NL:CRVB:2004:AR6817
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Ch. J.G. Olde Kalter
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van schadeuitkering als inkomsten uit arbeid onder de AAW
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2004, staat de vraag centraal of een schadeuitkering, die door gedaagde is ontvangen in het kader van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), terecht is aangemerkt als inkomsten uit arbeid. De appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die de schadeuitkering niet als inkomsten uit arbeid beschouwde. Gedaagde, een zelfstandig veehouder, ontving de schadeuitkering in verband met een gemis aan melkquotum, wat leidde tot gederfde inkomsten in de jaren daarvoor. De fiscus had deze schadeuitkering als bijzondere inkomsten aangemerkt en belast met een bijzonder tarief van 45%.
De Raad overweegt dat volgens vaste jurisprudentie de fiscaal verantwoorde nettowinst van een zelfstandige als inkomsten uit arbeid moet worden aangemerkt, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. In dit geval is de schadeuitkering door gedaagde als winst uit onderneming opgegeven en door de fiscus geaccepteerd. De Raad concludeert dat de schadeuitkering niet valt onder de uitzonderingen van artikel 57 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, die bepaalde winstbestanddelen uitsluit van de definitie van winst.
De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van gedaagde ongegrond. De Raad stelt vast dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de schadeuitkering niet als inkomsten uit arbeid wordt aangemerkt. De uitspraak benadrukt het belang van de fiscale behandeling van inkomsten en de consistentie in de toepassing van de wetgeving met betrekking tot arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.