ECLI:NL:CRVB:2004:AR7178
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en oogklachten van appellant
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle, waarin zijn beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant, die in 2000 uitviel voor zijn functie als internationaal chauffeur vanwege linkeroogklachten, heeft in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn oogklachten bij de WAO-schatting. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellant correct hebben beoordeeld. De Raad heeft de medische gegevens en rapporten van de verzekeringsartsen en bezwaarverzekeringsartsen in overweging genomen en geconcludeerd dat de visus in het linkeroog nihil is, terwijl de visus in het rechteroog normaal is. Appellant heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat ook de visus in het rechteroog beperkt is.
Daarnaast heeft appellant betoogd dat het maatmanloon onjuist is vastgesteld, omdat hij in het verleden bij andere werkgevers naar loonschaal E werd betaald, terwijl de gedaagde partij uitging van loonschaal D. De Raad heeft geoordeeld dat de indeling naar loonschaal D door de werkgever is geaccepteerd en dat er geen reden is om van deze situatie af te wijken. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat de arbeidskundige component van het bestreden besluit op goede gronden berust. De uitspraak is gedaan op 8 december 2004, na behandeling van de zaak op 27 oktober 2004, waarbij appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat.