ECLI:NL:CRVB:2004:AR7640
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Recht op studiefinanciering en de toepassing van de hardheidsclausule
In deze zaak gaat het om het recht op studiefinanciering van appellant, die in augustus 2002 telefonisch contact heeft gehad met de klantenservice van de Informatie Beheer Groep (IBG). Appellant werd geïnformeerd dat hij een aanvraag voor studiefinanciering niet kon indienen zonder een sofinummer en een verblijfsvergunning. Pas op 16 december 2002, na het verkrijgen van de benodigde documenten, diende hij zijn aanvraag in. De IBG kende de studiefinanciering toe met ingang van 1 januari 2003, wat appellant niet accepteerde. Hij stelde dat hij recht had op studiefinanciering met terugwerkende kracht tot 1 september 2002, de datum waarop hij met zijn studie begon.
De rechtbank Amsterdam verwierp het beroep van appellant en oordeelde dat de IBG niet verplicht was om de studiefinanciering eerder toe te kennen. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat de informatie die hij in 2002 had ontvangen, hem niet de mogelijkheid bood om een onvolledige aanvraag in te dienen. De IBG stelde dat appellant niet voldoende gebruik had gemaakt van de mogelijkheden die de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) boden.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de IBG niet had aangetoond dat appellant voldoende was geïnformeerd over de mogelijkheid van een onvolledige aanvraag. De Raad concludeerde dat appellant niet kon worden verweten dat hij geen onvolledige aanvraag had ingediend, omdat de informatie die hij had ontvangen dit niet duidelijk maakte. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en oordeelde dat de IBG een nieuw besluit moest nemen over de aanvraag van appellant, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de IBG veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van appellant.