ECLI:NL:CRVB:2004:AR8695
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak over WAO-beperkingen en medische rapportage
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2004, gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De appellant, die in beroep ging tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), betwistte de vastgestelde beperkingen die door de verzekeringsartsen waren vastgesteld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de beperkingen van de appellant niet te gering waren en verklaarde het beroep ongegrond. De appellant voerde aan dat zijn beperkingen om volledig te functioneren niet adequaat waren meegenomen in de beoordeling.
Tijdens de zitting op 17 november 2004 werd de zaak besproken, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn vertegenwoordiger, H.J.M. de Man. De gedaagde partij werd vertegenwoordigd door mr. A.E.G. de Jong van het Uwv. De appellant had een medisch rapport ingediend van orthopedisch chirurg A.J.P. Joosten, waarin hij zijn stelling ondersteunde dat hij niet in staat was om een volledige werkweek te werken. De Raad oordeelde echter dat het rapport geen aanleiding gaf om de eerdere uitspraak van de rechtbank te betwisten.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank niet betwist werden en dat er geen onvolkomenheden waren in het bestreden besluit. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de medische bevindingen van de verzekeringsartsen correct waren. De uitspraak werd bevestigd, en de Raad gaf aan dat de bevindingen van de orthopedisch chirurg niet relevant waren voor de datum in geding, wat de conclusie van de Raad versterkte.