ECLI:NL:CRVB:2004:AS1926

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5696 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Te late betaling griffierecht in hoger beroep

In deze zaak heeft de opposant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle van 1 oktober 2004, waarbij het griffierecht niet tijdig was betaald. De Centrale Raad van Beroep had eerder op 10 maart 2004 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard vanwege de te late betaling van het griffierecht. De opposant heeft op 20 april 2004 verzet aangetekend tegen deze uitspraak, wat leidde tot een zitting op 17 november 2004. Tijdens deze zitting zijn beide partijen niet verschenen.

De opposant voerde in zijn verzet aan dat de te late betaling te wijten was aan zijn ernstige financiële situatie. De Raad oordeelde echter dat deze omstandigheden geen excuus vormden voor de late betaling. De opposant had zijn stelling niet met bewijsstukken onderbouwd, waardoor de Raad geen reden zag om de late betaling te verontschuldigen. Het verzet werd derhalve ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep, onder leiding van voorzitter mr. M.A. Hoogeveen en de leden mr. C.P.J. Goorden en mr. J. Riphagen, heeft in deze uitspraak geen termen gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 29 december 2004.

Uitspraak

03/5696 WW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Zwolle op 1 oktober 2004 tussen partijen gegeven uitspraak, kenmerk AWB 03/105.
Bij uitspraak van 10 maart 2004 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig is betaald.
Tegen deze uitspraak heeft opposant bij schrijven van 20 april 2004 verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 17 november 2004. Partijen zijn niet verschenen.
II. MOTIVERING
In verzet heeft opposant aangevoerd dat de te late betaling van enkele dagen alles te maken heeft met de ernstige financiële positie waarin hij verkeert.
Hetgeen opposant in verzet heeft aangevoerd is geen grond om de te late betaling van het griffierecht te excuseren.
De Raad overweegt daartoe dat opposant zijn stelling, dat hij niet in staat was het griffierecht tijdig te voldoen, niet met enige stukken nader heeft onderbouwd. In de aangevoerde omstandigheid ziet de Raad dan ook geen reden om het niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar te achten.
Het verzet moet derhalve ongegrond verklaard worden.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.A. Hoogeveen als voorzitter en mr. C.P.J. Goorden en mr. J. Riphagen als leden, in tegenwoordigheid van J.P. Grauss als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 29 december 2004.