ECLI:NL:CRVB:2005:AS4890
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- M.H.A. Jenniskens
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 4 augustus 1999 arbeidsongeschikt is door gezondheidsklachten. Appellante ontving sinds 2 augustus 2000 een WAO-uitkering van 80 tot 100%, maar deze werd per 28 februari 2002 herzien naar 55 tot 65% door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die het bezwaar tegen het herzieningsbesluit ongegrond verklaarde.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 21 december 2004, waarbij appellante niet aanwezig was. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze geen nieuwe gezichtspunten bevatten die het oordeel van de rechtbank konden veranderen. De Raad heeft de medische informatie, waaronder een brief van een polikliniek en het commentaar van de behandelend neuroloog, in overweging genomen, maar vond geen aanwijzingen dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellante.
De Raad concludeert dat de aangenomen beperkingen door het Uwv juist zijn en dat appellante in staat is de voorgehouden functies te vervullen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een nader medisch onderzoek. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is om de aangevallen uitspraak te bevestigen, waarbij de rechtbank eerder al had geoordeeld dat de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv correct waren.