ECLI:NL:CRVB:2005:AS9681
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen algemene en bijzondere bijstand wegens niet-woonplaats in gemeente
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. P.J. Wapperom, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen, waarin haar aanvragen voor algemene en bijzondere bijstand zijn afgewezen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante niet woonachtig was in de gemeente waar zij de aanvragen had ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waarbij het van belang was dat de aanvragen op 18 februari 2002 waren afgewezen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaren van appellante tegen deze besluiten ongegrond waren verklaard op 25 februari 2003, omdat zij niet in de gemeente woonde.
Tijdens de zitting op 18 januari 2005 zijn partijen niet verschenen, maar de Raad heeft de zaak desondanks behandeld. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er bij de beoordeling van de weigering om bijstand geen belangenafweging is gemaakt. De Raad heeft echter geoordeeld dat op basis van artikel 63, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) het recht op bijstand afhankelijk is van de woonplaats van de belanghebbende. Aangezien appellante niet betwistte dat zij ten tijde van de aanvragen niet woonachtig was in de gemeente, heeft de Raad geconcludeerd dat er geen recht op bijstand bestond.
De Raad heeft het hoger beroep afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 maart 2005.