ECLI:NL:CRVB:2005:AT2017
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H. Bolt
- C.P.J. Goorden
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering en terugvordering van ten onrechte verstrekte voorschotten
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2005, staat de weigering van een WW-uitkering en de terugvordering van ten onrechte verstrekte voorschotten centraal. De appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft aan gedaagde, die als zelfstandige werkzaam was, meegedeeld dat hij geen recht heeft op een WW-uitkering en dat er een terugvordering van € 6.897,46 plaatsvindt voor de periode van 29 juni 2001 tot en met 14 oktober 2001. De rechtbank had eerder geoordeeld dat gedaagde, die zijn werkzaamheden als zelfstandige had uitgebreid, de hoedanigheid van werknemer kon herkrijgen, maar dit oordeel werd door de Raad verworpen.
De Raad overweegt dat gedaagde met ingang van 19 mei 1999 is begonnen met zijn werkzaamheden als zelfstandige en dat het tijdvak van anderhalf jaar, zoals genoemd in artikel 8, tweede lid, van de Werkloosheidswet (WW), op dat moment al was verstreken. De Raad stelt vast dat de omstandigheden die gedaagde aanvoert, zoals onjuiste informatie van een medewerker van appellant, niet voldoende zijn om de strikte toepassing van de WW in dit geval te rechtvaardigen. De Raad concludeert dat er geen grond is om gedaagde als startende zelfstandige te beschouwen en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet in stand kan blijven.
De beslissing van de Raad is dat het hoger beroep van de appellant gegrond is en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.