ECLI:NL:CRVB:2005:AT3373
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Ch.J.G. Olde Kalter
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Herziening van de WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die eerder arbeidsongeschikt was verklaard vanwege klachten aan zijn linkerknie en linkerelleboog. Appellant, die als spoeldraaier en schoonmaker heeft gewerkt, heeft in het verleden verschillende uitkeringen ontvangen, waarvan de laatste herziening plaatsvond op 1 januari 2002. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Appellant betwistte dat zijn medische beperkingen correct waren vastgesteld en voerde aan dat zijn klachten aan de linkerknie en linkerarm niet voldoende waren meegewogen in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.
De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts, J.A.C. de Bekker, in zijn rapport van 19 februari 2002 de klachten van appellant heeft meegenomen in zijn beoordeling. De Raad concludeert dat de medische beperkingen van appellant juist zijn vastgesteld en dat de functies die aan hem zijn voorgehouden als passend kunnen worden aangemerkt. De Raad heeft ook opgemerkt dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische stukken heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt.
Uiteindelijk heeft de Raad geoordeeld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 1 januari 2002 niet is onderschat en dat het hoger beroep van appellant geen doel treft. De aangevallen uitspraak is bevestigd, en er is geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben beoordeeld en de griffier de uitspraak heeft vastgelegd.