ECLI:NL:CRVB:2005:AT3881

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/690 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling functiebeschrijving en functiewaardering van archiefmedewerker na fusie

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin zijn beroep tegen de functiebeschrijving en functiewaardering als archiefmedewerker bij het Waterschap Rijn en IJssel ongegrond werd verklaard. Appellant, die voorheen werkzaam was bij het Zuiveringsschap Oostelijk Gelderland, werd na een fusie per 1 januari 1997 geplaatst als archiefmedewerker bij het Waterschap. Na de fusie werd de functie van appellant opnieuw beschreven en gewaardeerd, wat resulteerde in de functiebeschrijving van documentalist, gewaardeerd op schaal 6. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze functiewaardering, maar het bestreden besluit van 26 januari 2001 handhaafde deze waardering.

Tijdens de zitting op 3 maart 2005 heeft appellant zijn bezwaren toegelicht, waarbij hij stelde dat de functie van documentalist en die van medewerker DIV samengevoegd moesten worden. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. A.C.C. Balke en medewerkers van het Waterschap, heeft de argumenten van appellant weerlegd en benadrukt dat er wezenlijke verschillen zijn tussen de functies. De Raad voor de Rechtspraak heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat de eerste drie beroepsgronden van appellant buiten de omvang van het geding vallen.

De Raad heeft zich verenigd met het oordeel van de rechtbank dat de beschrijving van de functie van documentalist correct is en dat er geen sprake is van structurele vervanging van de medewerker DIV door appellant. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht voor proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 april 2005.

Uitspraak

03/690 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de secretaris-directeur van het Waterschap Rijn en IJssel, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 17 februari 2003, nr. 02/1302 AW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 3 maart 2005, waar appellant in persoon is verschenen en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. A.C.C. Balke, verbonden aan Capra, en J. van de Mosselaar en K. Laansma, beiden werkzaam bij het Waterschap Rijn en IJssel (hierna: het Waterschap).
II. MOTIVERING
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, voorheen als archiefmedewerker werkzaam bij het Zuiveringsschap Oostelijk Gelderland, is met ingang van 1 januari 1997, toen dat zuiveringsschap bij een fusie is opgegaan in het Waterschap, bij dit laatste geplaatst als archiefmedewerker. Na de fusie is het bij het Waterschap ingevoerde voorlopige organisatiemodel geëvalueerd en naar aanleiding daarvan zijn de functies van de medewerkers opnieuw (organiek) beschreven en gewaardeerd.
1.2. Voor appellant heeft dit geresulteerd in de onder de naam documentalist beschreven functie, die, als voorheen, is gewaardeerd op schaal 6. Na bezwaar tegen de functie-beschrijving - appellant heeft na een aanvankelijk ook daartegen gemaakt bezwaar, berust in de functiewaardering - is deze gehandhaafd bij besluit van 26 januari 2001 (hierna: bestreden besluit).
2. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Daarbij heeft zij zich inhoudelijk beperkt tot de (vierde) grief van appellant dat de functie van documentalist uitwisselbaar is met de hoger gewaardeerde functie van medewerker Documentaire Informatie Voorziening (DIV) en dat sprake is van structurele vervanging door hem van de medewerker DIV. De rechtbank heeft deze grief verworpen.
Aan een inhoudelijke behandeling van de eerste drie beroepsgronden - betreffende achtereenvolgens het in strijd met het Protocol creëren van nieuwe functies, ongelijke behandeling met betrekking tot de reflectieprocedure en ongelijke behandeling met betrekking tot het beginsel “mens volgt functie” - is de rechtbank niet toegekomen, omdat die gronden naar haar oordeel buiten de grenzen van het geschil gaan.
3. Appellant acht het oordeel van de rechtbank over de omvang van het geding onjuist en heeft verwezen naar die gronden in het beroepschrift in eerste aanleg. Hij heeft voorts opnieuw betoogd dat de beschrijvingen van de functie van documentalist en van medewerker DIV moeten samenvallen.
4. Gedaagde kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank dat de eerste drie beroepsgronden van appellant niet tot de omvang van het geding behoren. Met betrekking tot de vervanging en uitwisselbaarheid van de functies van documentalist en medewerker DIV (en medewerker bibliotheek) heeft gedaagde opnieuw gewezen op de uit de beschrijvingen blijkende verschillen in werkzaamheden, zoals de aanwezigheid van enige beleidsmatige aspecten in de functie van medewerker DIV. Gemotiveerd is weerlegd dat de documentalist - organiek of feitelijk - structureel is belast met de volledige vervanging van de medewerker DIV.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1. Hij verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat de onder 2. kort aangeduide eerste drie beroepsgronden buiten de omvang van het geding gaan. Zij hebben immers geen betrekking op de beschrijving van de functie van appellant maar op (het proces van) de plaatsing van hem in het kader van de fusie. Die plaatsing heeft haar beslag gekregen met de fusie per 1 januari 1997 en die is door appellant niet betwist. Die plaatsing is thans niet als zodanig aan de orde omdat het bestreden besluit daarover niet handelt.
5.2. De Raad kan zich ook vinden in het oordeel van de rechtbank over de (niet) uitwisselbaarheid van de functie van documentalist en medewerker DIV en over het (niet) structureel vervangen van die medewerker. De Raad onderschrijft de opvatting dat het hier primair gaat om de juistheid van de beschrijving van de werkzaamheden van de documentalist en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat die beschrijving onjuist is. Hij kan zich voorts vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen over het niet in de beschrijving opnemen van het verrichten van vervangingswerkzaamheden. De Raad volstaat met verwijzing naar hetgeen de rechtbank in dat verband heeft overwogen en naar de onder 4. vermelde uiteenzetting van gedaagde in hoger beroep.
6. Op grond van het bovenstaande komt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en mr. G.P.A.M. Garvelink-Jonkers en mr. C.P.J. Goorden als leden, in tegenwoordigheid van A. de Gooyer als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2005.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) A. de Gooijer.
HD
29.03