ECLI:NL:CRVB:2005:AT3926
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- M.H.A. Jenniskens
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van psychische beperkingen in WAO-schatting door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2005, gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), dat haar arbeidsongeschiktheid had herzien naar een mate van 45 tot 55%. De rechtbank had het besluit van het Uwv in stand gelaten, waarbij zij oordeelde dat de fysieke en psychische beperkingen van de appellante niet waren onderschat. De rechtbank baseerde haar oordeel op een rapport van psychiater N. van Loenen, dat op verzoek van de rechtbank was opgesteld.
In hoger beroep stelde de appellante dat haar psychische beperkingen ernstiger waren dan door het Uwv en de rechtbank waren aangenomen. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de deskundige Van Loenen geen bezwaren had geuit tegen de functies waarop de schatting was gebaseerd. De Raad vond de toelichting van de verzekeringsarts overtuigend en concludeerde dat er geen aanleiding was om het bestreden besluit te herzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om een proceskostenvergoeding toe te kennen.
De uitspraak benadrukt het belang van deskundige oordelen in het bestuursrecht en bevestigt dat de Raad doorgaans het oordeel van onafhankelijke deskundigen volgt, tenzij er overtuigende redenen zijn om hiervan af te wijken. In dit geval was er geen nieuwe medische informatie gepresenteerd die de situatie van de appellante in een ander licht zou stellen.