ECLI:NL:CRVB:2005:AT3951
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- M.H.A. Jenniskens
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en intrekking van uitkering op basis van medische gegevens
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de intrekking van zijn uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) werd bevestigd. De intrekking vond plaats met ingang van 18 januari 2001, omdat gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), van mening was dat appellant niet langer arbeidsongeschikt was. Appellant stelde dat hij meer beperkt was dan door gedaagde en de rechtbank werd aangenomen, maar hij heeft geen medische gegevens overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 1 maart 2005, waarbij appellant niet aanwezig was, maar gedaagde vertegenwoordigd was door A.M. Snijders. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts eigen onderzoek hebben verricht en inlichtingen hebben ingewonnen bij de behandelend artsen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de belastbaarheid van appellant onjuist is vastgesteld op basis van de beschikbare medische gegevens.
De Raad oordeelt dat uit de medische gegevens niet blijkt dat de behandelend artsen appellant vanwege het enkele bestaan van (pijn)klachten niet in staat zouden achten tot voor hem geschikt werk. Gezien het voorgaande en in het licht van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is er geen reden om te concluderen dat het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden. De Raad bevestigt daarom de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.