ECLI:NL:CRVB:2005:AT3968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- M.H.A. Jenniskens
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en subjectieve beleving van klachten
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Almelo. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de uitkering van appellante, die was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, met ingang van 6 januari 2002 moest worden verlaagd naar 35 tot 45%. Appellante stelde dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met haar subjectieve beleving van de klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 1 maart 2005, waarbij appellante in persoon aanwezig was en gedaagde werd vertegenwoordigd door M.J. Gerritsen van het Uwv.
De Raad oordeelde dat de subjectieve beleving van de klachten door appellante niet beslissend was voor de beoordeling van haar aanspraken op basis van de WAO. De Raad verwees naar het rapport van de bezwaarverzekeringsarts P.A.E.M. Hofmans, waarin werd bevestigd dat de medische beoordeling op juiste wijze was uitgevoerd. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om het bestreden besluit van de rechtbank te herzien, en bevestigde de eerdere uitspraak. De Raad achtte het niet nodig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische informatie en de rol van subjectieve klachten in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had voldoende rekening gehouden met de medische gegevens en de ernst van de klachten van appellante, maar vond geen aanknopingspunten voor een andere conclusie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de herziening van de WAO-uitkering terecht was doorgevoerd.