ECLI:NL:CRVB:2005:AT5437
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- A. Wentzel
- Rechtspraak.nl
Belanghebbendheid van de werkgever bij besluit tot weigering van ziekengeld aan werknemer
In deze zaak gaat het om de vraag of de werkgever als belanghebbende kan worden aangemerkt bij een besluit tot weigering van ziekengeld aan een werknemer. De appellant, die de beslissing heeft genomen om geen ziekengeld te verstrekken aan de werkneemster, is in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank te Rotterdam. De rechtbank had geoordeeld dat de werkgever niet als belanghebbende kon worden beschouwd bij het besluit van de appellant, omdat de werkneemster niet als gevolg van zwangerschap of bevalling ongeschikt werd geacht voor haar arbeid.
De Centrale Raad van Beroep heeft de relevante wetgeving, met name artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 2a van de Ziektewet (ZW), in overweging genomen. De Raad heeft vastgesteld dat de werkgever in het verleden als belanghebbende is aangemerkt in soortgelijke zaken, maar dat dit niet geldt wanneer artikel 2a van de ZW van toepassing is. Dit artikel, dat op het moment van de beslissing nog van kracht was, bepaalt dat de belanghebbende degene is op wiens aanspraken het besluit betrekking heeft.
De Raad concludeert dat de werkgever in dit geval geen belanghebbende was bij het besluit tot weigering van ziekengeld, omdat het besluit betrekking had op de beoordeling van de ongeschiktheid tot werken van de werkneemster. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de werkgever ongegrond. De Raad oordeelt dat de appellant terecht de werkgever kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar. De uitspraak is gedaan door mr. Ch. van Voorst, met mr. A. Wentzel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 april 2005.