ECLI:NL:CRVB:2005:AT7178
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Causaal verband tussen arbeidsongeschiktheid en bedrijfsongeval in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die arbeidsongeschikt is geraakt na een bedrijfsongeval als asbestverwijderaar. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak naar aanleiding van een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de aanvraag voor een WAO-uitkering had afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op 1 september 2000 arbeidsongeschikt werd, maar dat het Uwv geen uitkering toekende omdat niet voldaan zou zijn aan de causaliteitseis van artikel 43a van de WAO. De rechtbank Maastricht had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn overwegingen de deskundige rapporten van psychiater prof. dr. M. Richartz en andere medische deskundigen betrokken. De deskundige concludeerde dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de psychische klachten van de appellant en het bedrijfsongeval dat in juni 1996 plaatsvond. De Raad oordeelt dat de eerdere afwijzing van de uitkering niet terecht was, omdat de psychische klachten voortvloeien uit dezelfde oorzaak als de oorspronkelijke arbeidsongeschiktheid. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en het bestreden besluit, en oordeelt dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, rekening houdend met de uitspraak van de Raad.
Daarnaast heeft de Raad de proceskosten van de appellant in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep toegewezen, in totaal € 1288,-. De uitspraak benadrukt het belang van de causaliteitseis in de WAO en hoe deze moet worden geïnterpreteerd in het licht van de medische rapportages.