ECLI:NL:CRVB:2005:AT9123
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en termijnoverschrijding bezwaar
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die woont in Marokko. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 november 2004. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat zijn uitkering per 7 november 2003 is ingetrokken. Appellant heeft zijn bezwaar te laat ingediend, wat door gedaagde is aangevoerd als reden voor niet-ontvankelijkheid. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Appellant stelt dat hij en zijn echtgenote analfabeet zijn en afhankelijk van hulp van derden. Hij heeft pas bezwaar kunnen maken toen hij merkte dat zijn uitkering niet meer werd uitbetaald. De Raad overweegt dat de omstandigheden van appellant, zoals analfabetisme en het gebrek aan rechtshulp in zijn afgelegen woonomgeving, niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding te verontschuldigen. De Raad concludeert dat appellant niet in verzuim is geweest en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen aan appellant. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van mr. M.F. van Moorst als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2005.