ECLI:NL:CRVB:2005:AT9935
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.P.J. Goorden
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Breda van 20 januari 2004. Appellant, vertegenwoordigd door mr. P.R. Klaver, heeft hoger beroep ingesteld tegen de weigering van zijn WW-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigt deze uitspraak.
De Raad oordeelt dat het geschil beoordeeld moet worden aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de relevante bepalingen. Het bestreden besluit, dat de WW-uitkering van appellant met ingang van 15 juli 2002 blijvend en geheel heeft geweigerd, is gebaseerd op de stelling dat appellant verwijtbaar werkloos is geworden. De Raad concludeert dat appellant zich zodanig heeft gedragen dat hij redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn gedrag de beëindiging van zijn dienstbetrekking tot gevolg zou hebben.
De Raad heeft de door appellant overgelegde medische verklaringen, die niet betrekking hebben op de datum in geding, als onvoldoende beschouwd om een nader medisch onderzoek te rechtvaardigen. De stelling van appellant dat hij al psychische problemen had voordat hij werd ontslagen, wordt door de Raad niet als voldoende onderbouwd gezien om te concluderen dat het ontslag niet in overwegende mate aan appellant kan worden verweten. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling en bevestigt de aangevallen uitspraak.