ECLI:NL:CRVB:2005:AT9985
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.P.J. Goorden
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering op basis van verblijfstitel en arbeidsverhouding
In deze zaak gaat het om de weigering van een WW-uitkering aan appellante, die van Marokkaanse nationaliteit is, op de grond dat zij niet verzekerd is voor de Werkloosheidswet (WW) omdat zij niet beschikt over een geldige verblijfstitel volgens de Vreemdelingenwet. Appellante heeft van 1 augustus 1999 tot 1 juli 2001 gewerkt als teamassistent in een verpleeghuis, maar haar dienstverband is beëindigd omdat haar verblijfsvergunning niet was verlengd en de procedure daarover nog niet was afgerond. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde.
De Raad stelt vast dat appellante ten tijde van de aanvraag voor de WW-uitkering niet rechtmatig in Nederland verbleef, aangezien haar verblijfsvergunning op 16 augustus 1999 was ingetrokken. De Raad oordeelt dat de omstandigheid dat er belasting en premie zijn geheven op het door appellante verworven arbeidsloon, niet van invloed is op de vraag of zij verzekerd is onder de WW. De Raad concludeert dat de weigering van de WW-uitkering terecht is, omdat appellante niet voldoet aan de voorwaarden van de WW.
De Raad overweegt ook dat er geen strijdigheid is met internationaal of supranationaal recht, en dat appellante niet rechtmatig in Nederland verbleef in de periode tussen de intrekking van haar verblijfsvergunning en het verlenen van een nieuwe verblijfsvergunning. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak en ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.