ECLI:NL:CRVB:2005:AU0224
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- M.H.A. Jenniskens
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2005, gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellante, die minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De Raad heeft het oordeel van een onafhankelijke deskundige, ingeschakeld door de bestuursrechter, gevolgd. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 16 augustus 2001, waarin haar uitkering werd geweigerd. De rechtbank had het bezwaar ongegrond verklaard, wat door appellante in hoger beroep werd aangevochten.
De Raad overweegt dat de deskundige zijn oordeel zorgvuldig heeft heroverwogen en dat de contra-expertise, die door appellante was overgelegd, niet voldoende medische onderbouwing biedt om het oordeel van de deskundige te weerleggen. De Raad wijst erop dat de onderzoeken in het kader van de contra-expertise pas na de relevante datum zijn uitgevoerd, waardoor de conclusies niet relevant zijn voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid op dat moment. De Raad bevestigt dat er geen aanleiding is om af te wijken van het oordeel van de deskundige, en dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de Raad ziet geen reden om toepassing te geven aan de proceskostenveroordeling. De zaak benadrukt het belang van deskundige oordelen in sociale zekerheidszaken en de rol van de Raad in het volgen van deze oordelen, tenzij er overtuigende redenen zijn om dit niet te doen.