ECLI:NL:CRVB:2005:AU0479
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.G. Treffers
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid toekennen AAW-uitkering en arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak gaat het om de toekenning van een AAW-uitkering aan appellante, die in hoger beroep is gekomen tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante geen recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, omdat zij niet gedurende 52 weken voor tenminste 25% onafgebroken arbeidsongeschikt was geweest. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 15 juni 2005, waarbij appellante in persoon aanwezig was, maar gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), zich niet heeft laten vertegenwoordigen.
De achtergrond van de zaak betreft de wijziging van de wetgeving per 1 januari 2002, waarbij het Uwv de verantwoordelijkheden overnam van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Appellante had eerder een AAW-uitkering aangevraagd, maar deze was afgewezen omdat er geen periode van 52 weken kon worden aangetoond waarin zij onafgebroken arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van gedaagde ongegrond verklaard, waarbij zij de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts P. Hulleman had gevolgd.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak bevestigd dat appellante niet aan de vereisten voor de AAW-uitkering voldeed. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe gegevens waren die de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts konden ondermijnen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op 27 juli 2005.