ECLI:NL:CRVB:2005:AU0480
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- M.H.A. Jenniskens
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid na wettelijke wachttijd
In deze zaak heeft appellante, die als productiemedewerkster werkzaam was, hoger beroep ingesteld tegen de weigering van haar WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De weigering was gebaseerd op de conclusie dat appellante na afloop van de wettelijke wachttijd van 52 weken minder dan 15% arbeidsongeschikt was. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 7 juni 2005, waarbij appellante in persoon aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle, die het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond had verklaard, in stand gehouden.
De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv in rechte stand kan houden. De Raad heeft daarbij gekeken naar de medische gegevens en de belastbaarheid van appellante. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellante op 27 november 2001 minder dan 15% arbeidsongeschikt was, en deze conclusie werd ondersteund door de bezwaarverzekeringsarts. De Raad vond dat er voldoende informatie beschikbaar was over de gezondheidstoestand van appellante op de relevante datum, en dat de medische beoordeling niet was overschat.
De Raad heeft ook de informatie van de behandelend psychiater van appellante in overweging genomen, maar deze informatie overtuigde de Raad niet van de aanwezigheid van psychische beperkingen ten tijde van de beoordeling. De psychiater had zijn conclusie voornamelijk gebaseerd op een algemene cultuur-gerelateerde invalshoek, zonder voldoende onderbouwing vanuit specifieke medische bevindingen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.