04/1417 AW + 04/1505 AW + 04/1506 AW
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Namens appellant is op aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 2 februari 2004, nrs. 02/1337 AW, 02/1338 AW en 03/1368 AW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van appellant zijn op 28 juni 2005 nog enkele stukken ingediend.
De gedingen zijn behandeld ter zitting van 7 juli 2005, waar appellant in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. L.F.J. de Graaff, advocaat te Breda. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.G. Kerkhof, verbonden aan CAPRA te
’s-Hertogenbosch, en door drs. A.M. Beukman en M. Vermunt, beiden werkzaam bij de gemeente Bergen op Zoom.
1. De Raad gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Per 1 januari 1997 is appellants functie van toetser bij het bureau Bestandszorg van de afdeling Sociale Zaken, sector Maatschappelijke Dienstverlening bij de gemeente Bergen op Zoom, beschreven en gewaardeerd. Ditzelfde is gebeurd voor de met ingang van 1 juli 1997 door appellant bij dit bureau beklede functie van toetser/beslisser.
1.2. Bij uitspraak van 10 januari 2002, nr. 00/2000 AW, heeft deze Raad de uitspraak van de rechtbank Breda, waarbij de beroepen tegen de besluiten van gedaagde tot handhaving van de beschrijvingen, waarderingen en inschaling van genoemde functies ongegrond waren verklaard, vernietigd. Hierbij is bepaald dat gedaagde nieuwe besluiten dient te nemen inzake de functiebeschrijving, -waardering en salarisinpassing van appellant per 1 januari 1997 en per 1 juli 1997. Thans zijn aan de orde de door gedaagde ter uitvoering van deze uitspraak van de Raad genomen besluiten van 21 mei 2002, 11 juni 2002 en het besluit op bezwaar van 12 juni 2003.
2. De rechtbank heeft de door appellant tegen deze besluiten ingestelde beroepen bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep zijn in eerste aanleg aangevoerde grieven herhaald, die er in hoofdzaak op neerkomen dat in de door gedaagde vastgestelde, aangepaste beschrijvingen van de functies van toetser per 1 januari 1997 en toetser/beslisser per 1 juli 1997, zijn structurele taak als plaatsvervangend bureauchef nog steeds niet goed uit de verf komt en dat ten onrechte bij de waarderingen geen extra punten zijn toegekend in verband met die taak. Naar de mening van appellant is met de thans bestreden besluiten niet op juiste wijze uitvoering gegeven aan de onder 1.2. genoemde uitspraak van de Raad.
4. Gedaagde heeft de grieven van appellant gemotiveerd bestreden.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1. In de onder 1.2. genoemde uitspraak heeft de Raad geoordeeld dat met name op grond van het gehanteerde functiewaarderingssysteem en de destijds toepasselijke bepalingen van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Bergen op Zoom, sprake was van een op de individuele functie gericht systeem van beschrijving en waardering en niet van een organiek systeem en dat de functiebeschrijving op die grond alle door de betrokken functionaris ten tijde van belang structureel verrichte taken diende te omvatten. Bij de toetsing van de vaststelling van de functiebeschrijving per 1 juli 1997 heeft de Raad, voorzover hier van belang, overwogen: “ (…) De grief van appellant, inhoudende dat ten onrechte zijn taken als plaatsver-vangend chef niet in de functiebeschrijvingen zijn opgenomen treft echter doel. Van de zijde van gedaagde is niet betwist dat dit een structureel onderdeel van appellants takenpakket uitmaakt en dat het hier niet gaat om tijdelijke of incidentele vervanging. Naar het oordeel van de Raad is deze taak dan ook ten onrechte niet in de functiebeschrij-ving opgenomen. (…) Nu de functiebeschrijving onvolledig is en de functiewaardering en de inschaling van appellant daarop rechtstreeks is gebaseerd, kunnen de ten aanzien van appellant door gedaagde genomen besluiten van 22 maart 2001 en 3 juli 2001 in rechte evenmin stand houden (…).”
5.2. In de ter uitvoering van deze uitspraak vastgestelde functiebeschrijvingen heeft appellant onder het kopje “Verrichten van overige werkzaamheden” een taak toegevoegd die is omschreven als: “neemt bij afwezigheid van de bureauchef beslissingen gericht op voortgang van uitvoeringswerkzaamheden van medewerkers van het bureau”. De Raad kan appellant volgen in zijn grief dat hiermee niet op juiste wijze uitvoering is gegeven aan genoemde uitspraak van de Raad, waarin duidelijk is aangegeven dat het hier structurele vervanging betreft. Slechts de zogenoemde “P.I.O.F.”-taken werden niet door appellant vervuld, alle overige taken nam hij waar bij elke afwezigheid van de bureauchef. Gezien het vorenstaande houden de bestreden besluiten, voorzover daarbij de functiebeschrijvingen zijn gehandhaafd, in rechte geen stand.
5.3. De Raad zal thans, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak voorzien en vaststellen hoe de omschrijving van deze taak van appellant in de functiebeschrijvingen zal luiden: “5. (resp. 6.) Fungeert als plaatsvervangend bureauchef met uitzondering van de ”P.I.O.F.”-taken.”
Waardering van de functies
5.4. Gedaagde heeft de functie van toetser per 1 januari 1997 ingedeeld in hoofdgroep IV met in totaal 7 punten voor de secundaire factoren. De functie van toetser/beslisser is per 1 juli 1997 eveneens ingedeeld in hoofdgroep IV met in totaal 8 punten voor de secundaire factoren. Beide waarderingen leidden tot indeling in salarisschaal 8.
5.5. De Raad stelt voorop dat de rechterlijke toetsing in een geval als dit een terughoudende dient te zijn, in die zin dat de rechter zich, naast de overigens in aanmerking komende toetsing van het bestreden besluit aan regels van geschreven en ongeschreven recht en algemene rechtsbeginselen, moet beperken tot de vraag of de in geding zijnde waardering op onvoldoende gronden berust. Dit laatste betekent dat pas tot vernietiging van de omstreden waardering kan worden overgegaan indien deze als onhoudbaar moet worden aangemerkt. Daarvoor is ontoereikend de enkele omstandigheid dat een andere waardering op zichzelf verdedigbaar is.
5.6. Appellant heeft allereerst naar voren gebracht dat de indeling in hoofdgroep IV zonder aarzeling dient te gebeuren en dat de gegeven score van 1 punt voor kennis en ervaring niet houdbaar is. De Raad kan appellant in deze grief volgen. Gezien het totaal van zijn takenpakket, waaronder de structurele vervanging van de chef van een bureau van behoorlijke omvang en zwaarte, voldoen beide functies van appellant zonder meer aan de in het functiewaarderingssysteem gehanteerde criteria voor indeling in hoofdgroep IV. Dat de functies ook taken op MBO-niveau omvatten, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu de niveaubepalende elementen in de functies een HBO-niveau vereisen. Hieruit vloeit voort dat de Raad de score van 1 punt voor kennis en ervaring onhoudbaar acht. Deze functies vereisen zeker extra kennis en ervaring boven het vanuit de hoofd-groep veronderstelde, zodat een score 2 hier aangewezen is.
5.7. De grieven van appellant ten aanzien van de scores op de overige secundaire factoren treffen geen doel. Gezien de criteria en de toelichting bij de factor leidinggeven kan de vervanging van de bureauchef niet tot een hogere score leiden. De score 2 voor het gezichtspunt contact acht de Raad evenmin onhoudbaar, nu de contacten met belangentegenstellingen en controversiële situaties in de functie van appellant slechts incidenteel voorkomen.
5.8. In hetgeen door en namens appellant overigens naar voren is gebracht heeft de Raad geen aanleiding gevonden de toegekende scores voor de andere gezichtspunten in rechte onhoudbaar te achten. Naar aanleiding van de door en namens appellant gemaakte vergelijking met in andere functies behaalde scores is de Raad niet gebleken van een inconsistente toepassing van de criteria van het onderhavige functiewaarderingssysteem.
5.9. Gezien het vorenstaande houden de bij de bestreden besluiten gehandhaafde waarderingen van de functies evenmin stand. De Raad zal ook ten aanzien van de waardering van de functies en daaruit voortvloeiende wijziging in salariëring per 1 juli 1997 toepassing geven aan artikel 8:72, vierde lid, van de Awb. De Raad stelt de waardering van de functie van toetser per 1 januari 1997 vast op hoofdgroep IV met in totaal 8 punten voor de secundaire factoren en de waardering van de functie van toetser/beslisser per 1 juli 1997 op hoofdgroep IV met in totaal 9 punten voor de secundaire factoren. De Raad stelt vast dat uit de toepasselijke conversietabel voortvloeit dat appellant met ingang van 1 juli 1997 wordt gesalarieerd volgens schaal 9.
6. Gezien het vorenstaande dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd, evenals de bestreden besluiten van gedaagde van 21 mei 2002, 11 juni 2002 en 12 juni 2003, met uitzondering van de daarbij gehandhaafde inschaling van appellant in schaal 8 per 1 januari 1997.
7. De Raad vindt in het vorenstaande aanleiding gedaagde te veroordelen in de proces-kosten van appellant in eerste aanleg tot een bedrag van € 966,- en in hoger beroep tot een bedrag van € 644,- aan kosten van rechtsbijstand, in totaal € 1.610,- .
De Centrale Raad van Beroep,
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart de beroepen van appellant gegrond;
Vernietigt de bestreden besluiten van gedaagde van 21 mei 2002 en 12 juni 2003, voorzover dit is overwogen onder 5.2., 5.6. en 5.9.;
Stelt de beschrijving en waardering van de in geding zijnde functies alsmede de inschaling van gedaagde met ingang van 1 juli 1997 vast als is weergegeven onder 5.3., respectievelijk 5.6. en 5.9.;
Bepaalt dat zijn uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde gedeelten van de bestreden besluiten;
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een bedrag van € 1.610,-, te betalen door de gemeente Bergen op Zoom;
Bepaalt dat de gemeente Bergen op Zoom aan appellant het door hem betaalde griffierecht van in totaal € 539,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en mr. A. Beuker-Tilstra en mr. A.W.M. Bijloos als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2005.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) P.W.J. Hospel.