ECLI:NL:CRVB:2005:AU1482
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WAO-schatting in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de arbeidsongeschiktheid van de appellant vaststelde op 35 tot 45%. De appellant, die in eerste instantie een WAO-uitkering ontving, was het niet eens met de beslissing van het Uwv om zijn uitkering niet te wijzigen. De zaak is ontstaan na de invoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, waarbij het Uwv het Landelijk instituut sociale verzekeringen verving. De appellant heeft zijn bezwaar tegen het besluit van het Uwv, dat zijn uitkering niet wijzigde, ongegrond verklaard gekregen. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. P.A.M. Staal.
Tijdens de zitting op 27 mei 2005 was de appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. K. van der Wal. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet kon slagen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die had geoordeeld dat de appellant in staat was om gedurende een voltijdse werkweek lichte arbeid te verrichten. De Raad oordeelde dat de door de appellant ingebrachte medische gegevens, waaronder een rapport van cardioloog dr. H.A. Bosker, onvoldoende onderbouwd waren om de vastgestelde belastbaarheid te betwisten. De Raad concludeerde dat de functies die aan de appellant waren voorgehouden, zoals naaister meubelbekleding en bloemist, passend waren binnen de vastgestelde belastbaarheid. De Raad wees ook op de rapportage van bezwaararbeidsdeskundige J.J. van der Naald, die de mate van arbeidsongeschiktheid bevestigde.