ECLI:NL:CRVB:2005:AU2081

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/2389 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WAO-schatting en medische beperkingen van appellante

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de belastbaarheid van appellante op de datum in geding, 21 oktober 2001, werd vastgesteld. De rechtbank had geoordeeld dat de geselecteerde functies door appellante konden worden vervuld en dat haar verlies aan verdiencapaciteit ruim 22% bedroeg, waardoor zij in de klasse van 15 tot 25% werd ingedeeld. Appellante heeft in hoger beroep een verslag van haar huisarts overgelegd, waarin psychosomatische klachten werden beschreven. De bezwaarverzekeringsarts heeft hierop gereageerd en aangegeven dat er rekening is gehouden met de psychische belastbaarheid van appellante. De Raad heeft de argumenten van de bezwaarverzekeringsarts overtuigend bevonden en concludeert dat er geen gronden zijn om te oordelen dat de rechtbank ten onrechte het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante met haar klachten in staat is om aangepast werk te verrichten. De uitspraak is gedaan op 6 september 2005 door mr. K.J.S. Spaas, in tegenwoordigheid van M.H.A. Jenniskens als griffier.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/2389 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Namens appellante heeft, mr. B.A.R. Brouwers, advocaat te Oosterhout, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 9 april 2003, nummer 02/1675 WAO, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 26 juli 2005, waar appellante niet is verschenen en waar namens gedaagde is verschenen drs. P.M. Klootwijk, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 24 juli 2002, verder: het bestreden besluit, heeft gedaagde appellantes bezwaar tegen een eerder genomen besluit gegrond verklaard en appellante alsnog met ingang van 21 oktober 2001 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van
15 tot 25% toegekend.
De rechtbank heeft het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank is, kort gezegd, van oordeel dat de belastbaarheid van appellante op de datum in geding, 21 oktober 2001, in bezwaar juist is vastgesteld, dat de in bezwaar voor appellante geselecteerde functies door haar kunnen worden vervuld, dat het maatmaninkomen juist is vastgesteld en dat appellantes verlies aan verdiencapaciteit ruim 22% bedraagt, zodat appellante terecht in de klasse van 15 tot 25% is ingedeeld bij het bestreden besluit.
In hoger beroep is eerst bij schrijven van 8 juli 2005 een verslag van 31 mei 2005 van de huisarts E.K. Wubbena overgelegd, waarin hij aangeeft dat er bij appellante sprake is van psychosomatiek, ernstige spanningen en conflicten met de familie waardoor chronisch verhoogde spierspanning wordt veroorzaakt met als gevolg forse klachten van het bewegingsapparaat, pijn en algehele moeheid.
De bezwaarverzekeringsarts M.E.J. van Hooff heeft op deze rapportage gereageerd door in een notitie van 14 juli 2005 erop te wijzen dat met deze psychosomatiek rekening is gehouden door appellante wat betreft de psychische belastbaarheid te beperken met betrekking tot werken onder tijdsdruk, dwingend werktempo, conflicterende functie eisen, conflicthantering en verantwoordelijkheid. Verder blijkt volgens Van Hooff uit de gegevens van de reumatoloog dat er geen sprake is van reuma bij appellante.
De Raad vind dit betoog van de bezwaarverzekeringsarts Van Hooff voldoende overtuigend; dat betoog wordt gesteund door hetgeen uit de gedingstukken blijkt.
Voorts kan uit de rapportage van de huisarts niet worden afgeleid of en, zo ja, waarom appellante met de bij haar bestaande klachten vanwege ziekte of gebrek geen aangepast werk zou kunnen doen op de datum in geding.
Ook overigens heeft de Raad geen gronden gevonden om te oordelen dat de rechtbank ten onrechte het bestreden besluit in stand heeft gelaten.
De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas in tegenwoordigheid van M.H.A. Jenniskens als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 september 2005.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) M.H.A. Jenniskens.
Gw