ECLI:NL:CRVB:2005:AU2181

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/6367 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WAO-uitkering en de arbeidsongeschiktheid van appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 september 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WAO-uitkering van appellant. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin de rechtbank het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WAO-uitkering van appellant ongewijzigd voort te zetten, had bevestigd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het besluit van het Uwv niet op een arbeidskundig onderzoek was gebaseerd, wat leidde tot vernietiging van dat besluit. Na aanvullend onderzoek door het Uwv, waarbij de belastbaarheid van appellant werd vastgesteld, werd het bezwaar van appellant tegen het besluit van 15 januari 2002 ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 26 juli 2005 was appellant niet aanwezig, maar gedaagde was vertegenwoordigd door J.G.M. Huijs. De Raad overwoog dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet meer in geding was, aangezien de rechtbank in haar eerdere uitspraak expliciet had geoordeeld over deze grondslag. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten boden die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit en oordeelde dat appellant in staat was de geselecteerde functies te vervullen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden. De Raad achtte geen termen aanwezig om een proceskostenveroordeling toe te passen. De uitspraak benadrukt het belang van een gedegen medische en arbeidskundige beoordeling bij de vaststelling van de WAO-uitkering en de rol van de rechter in het toetsen van deze besluiten.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/6367 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant heeft mr. G. van Buuren, advocaat te Weert, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 18 november 2003, reg.nr. 03/933 WAO K1, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 26 juli 2005, waar appellant noch zijn gemachtigde, met voorafgaand bericht, zijn verschenen en waar namens gedaagde is verschenen J.G.M. Huijs, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 15 januari 2002 heeft gedaagde de aan appellant verstrekte uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35% ongewijzigd voortgezet.
Bij uitspraak van de rechtbank Roermond van 5 februari 2003, reg.nr. 02/723 WAO K1, heeft de rechtbank het besluit van 5 juni 2002, waarbij gedaagde het bezwaar gericht tegen het hiervoor genoemde besluit ongegrond heeft verklaard, vernietigd en het beroep gegrond verklaard daar het besluit ten onrechte niet ook op een arbeidskundig onderzoek was gebaseerd.
Vervolgens heeft gedaagde, na afronding van het arbeidskundig onderzoek en een aanvullende medische rapportage met betrekking tot de belastbaarheid van de geduide functies, bij besluit van 11 juli 2003, hierna: het bestreden besluit, het bezwaar gericht tegen het besluit van 15 januari 2002 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft hierbij voor wat betreft de medische grondslag van het bestreden besluit verwezen naar haar uitspraak van 5 februari 2003, waarin zij expliciet heeft geoordeeld dat de bestreden beoordeling berust op een juiste, althans toereikende medische grondslag. Voor wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank voorts overwogen dat er geen reden is te concluderen dat de arbeidskundige beoordeling de rechterlijke toets niet kan doorstaan, zodat het bestreden besluit voor juist moet worden gehouden.
Aan de orde is de vraag of de Raad de rechtbank kan volgen in haar oordeel dat het bestreden besluit in rechte kan standhouden.
Hetgeen gemachtigde van appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
In de lijn van zijn uitspraak van 23 juni 2000, LJ nummer ZB 8889 overweegt de Raad dat, nu de rechtbank in haar uitspraak van 5 februari 2003 een expliciet oordeel heeft gegeven omtrent de medische grondslag van de bestreden beoordeling en partijen in deze uitspraak hebben berust, de medische grondslag van het bestreden besluit niet meer in geding is.
Voor wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit ziet de Raad, onder verwijzing naar en met onderschrijving van hetgeen de rechtbank hieromtrent heeft overwogen, geen aanleiding te oordelen dat, uitgaande van de juistheid van de door gedaagde aangenomen beperkingen bij appellant ten aanzien van het verrichten van arbeid, appellant de werkzaamheden behorende bij de door de arbeidsdeskundige geselecteerde en aan appellant voorgehouden functies niet zou kunnen verrichten.
De Raad komt aldus tot de slotsom dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas in tegenwoordigheid van M.H.A. Jenniskens als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 september 2005.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) M.H.A. Jenniskens.
Gw